XXII Het edelhert kwam in Zeeland tot ver in Frankischen tijd wild voor. De vitrines in de schelpenkamer waren tot dusverre gevuld met buitenlandsche, meerendeels tropische en subtropische soorten. De zoo interessante recente en fossiele Zeeuwsche schelpen waren in het museum echter niet of moeilijk te vinden. Hierin is thans grondig verandering gebracht. De buitenlandsche schelpen zijn in depót geborgen. De conser vatrice aan het Zoölogisch museum te Amsterdam, mejuf frouw W. S. S. van Benthem Jutting, heeft een deel harer vacantie opgeofferd om de Zeeuwsche schelpenfauna in de vitrines tentoon te stellen slechts weinige, bijzonder opmer kelijke of demonstratieve vormen van elders zijn daartusschen gevoegd. Deze belangrijke verbetering was mogelijk, doordat de heer C. Brakman te Nieuwland zijn voortreffelijke collectie schelpen uit Zeeland ter beschikking van het Genootschap stelde om er uit ten toon te stellen, waarvan een ruim en dankbaar gebruik gemaakt is. De heer Brakman, door het Bestuur tot conservator benoemd, werd bereid gevonden de Mollusca in het museum verder te beheeren. Bestuur en conservator betuigden hunne instemming met een voorstel tot „samenwerking tusschen de natuurhistorische musea in Nederland", gepubliceerd in het Vakblad voor Biologen door Prof. Dr. L. F. de Beaufort, Directeur van het Zoölogisch museum te Amsterdam. Het betreurenswaardige geval deed zich voor, dat een be roepsjager te Oostkapelle eind Juli 1933 aldaar een grooten, hem onbekenden steltlooper zag, het dier neerschoot en aan het Genootschap aanbood. Hij vergat, dat alle in Europa in het wild levende vogels in Nederland door de wet beschermd worden, behalve enkele met name genoemde voor schadelijk gehouden soorten en jachtdieren, zoodat het dooden van alle andere soorten strafbaar is. Het bleek een flamingo te zijn. Deze soort broedt in Europa in Hongarije en bij Marseille

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 28