XXIII
iederen zomer worden enkele zwervende exemplaren Noorde
lijker tot in Engeland en Duitschland waargenomen. Hoe
gaarne hadden wij dit prachtige dier levend in Zeeland ge
zien. Nu het helaas geschoten was, hebben wij gemeend deze
aanwinst in het belang der wetenschap te moeten aanvaarden
en voor het museum te laten opzetten, maar liever hadden
wij het levend gelaten, want in dit opzicht geldt
Beter één vogel in de lucht dan tien in de hand
De heer Jan G. Sloff te Bergen-op-Zoom, door bemiddeling
van den heer Van der Feen om advies gevraagd, heeft het
Zeeuwsch herbarium onderzocht en het volgende
over de collectie medegedeeld:
,,A. De wetenschappelijke waarde van de verzameling
bloemplanten is zeer zeker groot. Ik zag talrijke exemplaren
van oudere Zeeuwsche floristen als A. Walraven (medicus
te Nieuw en Sint Joosland), R. B. van den Bosch (medicus
te Goes), van wie zeer veel materiaal aanwezig is in de
verzameling van de Nederlandsche Botanische vereeniging,
bewaard in het Rijksherbarium te Leiden. Ook van Mej.
Ogterop (Uw vroegere conservatrice). Het lijkt me, dat de
Middelburgsche ex. duplicaten zijn van de uitgebreider col
lectie te Leiden. In Uw collectie bevinden zich echter ook
veel planten van W. Blaas (tuinbaas te Koudekerke) en van
S. Lako (leeraar te Wageningen), van welke personen de
Ned. Bot. Ver. maar weinig materiaal bezit, verm. doubletten
van de in Uw bezit overgegane planten. Dan merkte ik nog
verschillende minder algemeene planten op, door niet als
florist bekende menschen verzameld, die zeker van belang
zijn als documentatie van het voorkomen der betreffende
soorten in Zeeland. Ik moet dus vooropstellen de noodzake
lijkheid dat al deze planten behoorlijk bewaard blijven.
Welke de wetenschappelijke waarde is van de kleine ver
zameling schimmels, mossen en korstmossen kan ik niet zoo
direct beoordeelen, daar ik in veel mindere mate bekend ben
met het van deze planten in de Nederlandsche verzamelingen
voorhanden materiaal en ik me voor beoordeeling van de