XXIV
juistheid der determinatie ook niet competent acht. Ik merkte
echter op, dat van deze planten de vindplaats-etiketten zeer
onvolledig zijn, wat de waarde ervan niet vergroot.
Dan bevinden zich in Uw bezit een paar mappen met
planten van de Overijsselsche hooilanden, verzameld door
D. Lako en met niet-Zeeuwsche, meest Brabantsche en Duit-
sche planten, verzameld door S. Lako. Deze collecties hooren
m.i. in een provinciale Zeeuwsche verzameling niet thuis en
zouden beter plaats kunnen maken voor nieuwe aanwinsten
uit Zeeland zelf. In het „Archief van Uw Genootschap, Jg.
1925, vermeldde Mej. Ogterop trouwens al, „dat deze collectie
voor eenig nuttig doel beschikbaar wordt gehouden". Ik zou
U daarom willen voorstellen de niet-Nederlandsche planten
af te staan aan het Rijksherbarium te Leiden en de wel-
Nederlandsche, maar niet-Zeeuwsche planten te schenken
aan de Nederlandsche Botanische vereeniging voor de cen
trale Nederlandsche verzameling, die zij onderhoudt. De ver
zameling-S. Lako is destijds door Dr. Vuijck gecatalogiseerd
in den „Prodromus Florae Batavae", uitgegeven door de Ned.
Bot. Ver. en zou op deze manier weer terecht komen bij de
andere, door S. Lako verzamelde en via het herbarium van
D. Lako in het bezit van de N. B. V. gekomen ex.
In hoever het misschien goed zou zijn Uw heele herbarium
op te heffen en de verzameling naar Leiden te zenden, wil
ik niet bespreken. Ik ben daarvoor te zeer belanghebbend.
In het vervolg van dit schrijven neem ik echter aan dat Uw
verzameling gehandhaafd blijft en ook weer geregeld ver
zorgd wordt.
B. De conserveerings-toestand lijkt me niet ongunstig.
Alleen is het gewenscht er een K.G. naphtaline aan te be
steden en dit tusschen de verschillende bladen uit te strooien
ter voorkoming van insectenvraat. Verder zou het gewenscht
zijn de verschillende planten niet meer los te laten liggen,
maar ze op het papier vast te hechten met een paar reepjes
gompapier.
C. Maatregelen tot verhooging van de wetenschappelijke