HET KRUININGSCHE DIALECT,
II,
DOOR
J. DEK.
V oornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord.
Beleefdheidsvormen.
De tweede persoon heeft slechts één vorm, in welke om
standigheden en in welke sociale verhoudingen hij ook
gebruikt wordt. Tot een bedelaar zegt men ïer j'n cent
tot den burgemeester ïer j'n briefje burhemêester.
Dit verschijnsel doet zich niet alleen bij het onbetoonde,
maar ook bij het betoonde voornaamwoord voor
Je kun töh wè peen deurslïn, Eine
Jê'k, beter as jie, dienk ik, Kersïn.
Hezworen, 'k een höuwe knoppe evonnen. Kan 't die
van joe wezen
Kinderen spreken hun ouders en andere familieleden steeds
aan met dezen zelfden vorm.
In 't Noorden en Oosten van ons land (in 't Friesch en
't Saksisch) komt in den aangesproken persoon vaak de con
structie voor Zal ik vader even helpen 't Klinkt daar ver
trouwelijker dan het deftige u en minder gemeenzaam dan
je. Deze vorm is hier geheel onbekend.