22 gisteren a ezeid. Hier staat het in plaats van het Neder- landsch wel. 't Wordt ook in de beteekenis van welnu gebruikt, om den afgebroken draad van een verhaal weer op te vatten. Me wazzen een alf ure te vroeh an 't spoor. Eêst m'een stuitje ni 't ranzeeren stin kieken (volgt nog een heel verhaal) noe, eindelienge, was 't dan tied voe den trein. Commando's aan dieren De gewone roep om een stilstaand paard tot voortgaan te bewegen is allé, alia of allé. Is een paard eenmaal in stap of in draf en men wil het tot nog grooter spoed aanmanen dan wordt behalve bovengenoemde uitdrukkingen ook vaak ,,juu" geroepen. Meestal verraadt juu bij den voerman een zekere mate van ongeduld of boosheid. Om een dravend paard in stap te doen overgaan wordt „föoi, föoi" geroepen. Om het geheel te laten stilstaan laat men een langgerekt oo hooren. Links om wordt aangeduid door aarop. rechtsom door uto- op. Ook komen de uitdrukkingen aar en uto, zonder op, voor. Dan is de bedoeling dat het paard slechts een weinig naar links of naar rechts gaat. Uit den aard der zaak komen die uitdrukkingen dus meest voor wanneer de paarden arbeid ver richten op den akker waarbij telkens in een bepaalde baan moet worden geloopen (ploegen, eggen, zaaien met de machine). Moet een paard dat stilstaat niet voorwaarts gaan, maar direct links- of rechtsaf, dan luidt het bevel aarop (uto- op) allé. Achteruit wordt gecommandeerd door uizop, euzop of eizop te roepen. (Het eerste is gevormd van het werkwoord uizen achteruitgaan). Behalve met uitroepen wordt een paard of een tuig paarden ook bestuurd door de dienen" (teugels). Bij veldarbeid wordt met één ,,liene" bestuurd. Dan beteekent een opeenvolging van korte rukjes „rechtsom", een lang gelijkmatig rukken „linksom".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1934 | | pagina 82