f
34
a. De eenige afwijking van het Ned. is dus de e in den
Isten pers enk. als het werkw. wordt voorafgegaan door
subj. pron. ik löpe, sprienge, werke, laaie (laad) tummere,
tasse (tast), bosse (barst).
Weliswaar komt de 2e en 3e pers. ook vaak voor zon
der t, dus enkel met de werkwoordstam je lop nie graag
ée, ie vin Kriena te hröos, je werk mè deur, ie werk foe z'n
eihen, maar dit is een phonetisch verschijnsel. Indien de
werkwoordvorm niet door een ander woord gevolgd wordt is
de t hoorbaar Je kiekt, ie spriengt, ze lopt.
b. Niet slechts de tweede persoon is, gelijk in het alg.
Nederl. zonder t, maar ook de derde persoon Lop je Mik
Jaap z'n fiets Hi Kees wig Mö Ko mee Werk se
Alleen wanneer de derde persoon het pron. 'n, is (ie komt
alleen in bevestigende zinnen voor) wordt de t gehoord
speelt 'n, loopt 'n, hit 'n (gaat hij).
Uit het voorafgaande mag geconcludeerd worden dat deze
t alleen welluidendheidshalve wordt ingelascht.
Imperatief De imperatief kent geen uitgang en is dus gelijk
aan den len persoon enkelv. in 'talg. Nederl.: Hi deur,
kom ïer.
Participium Het part. praes. komt alleen als adj. voor, bv.
stienkende lïehens, de rizende kosse, de vliehende terehe (te
ring), kommende weke, de valende ziekte.
Afwijking van den gewonen vorm komt voor bij een
hloeiendehen ekel, levendehe bot, stampendig vol. Vgl. Hgd.
lebendig.
Vokaalverhouding tusschen de onbep. wijs en
de vervoegde vormen.
Als regel is de stamklinker van den onv. teg. tijd dezelfde
als die van de onbep. wijs.
Alleen de klanken en worden soms als stamklinker
verkort en wel in den 2en en 3en persoon enkelvoud.