41
hoord 1was voor den landsheer de inrichting van den stapel
te Middelburg en het heffen van een zeker recht daarvan een
zeer begeerlijk middel om deze lacune in zijn tolsysteem te
corrigeeren. De stad aan den anderen kant verkreeg, afgezien
van de direkte financiëele bate, die zij er door genoot, het
voordeel dat voortaan de overscheping der vreemde koopman
schappen niet op de Walchersche reede, maar binnen haar
haven zou geschieden.
Het „recht," dat voor het overschepen moest worden be
taald en dat door stad en landsheer gelijkelijk zou worden
genoten, was het pond- of cancelioengeld, waarvan de cijfers
over de periode, gedurende welke het geheven is, nl. tot 1464.
ons in de Zeeuwsche rentmeestersrekeningen en in de stads
rekeningen zijn bewaard2). Over den oorsprong ervan deed,
in 1446, de regeering van Middelburg een verhaal3), dat de
plank toch niet geheel mis schijnt te slaan, inzoover er in de
periode van den Engelschen wolstapel inderdaad van heffing
van een pondgeid sprake is, dat in de rentmeestersrekeningen
wordt verantwoord vermoedelijk was dit een extra-belasting,
die de landsheer van den wolstapel genoot.
Het pondgeid bovenbedoeld, dat langzamerhand met cance
lioengeld volkomen werd geïdentificeerd4), wordt in 1406
de verantwoording over 1405 is niet bewaard voor het
eerst in de rentmeestersrekening vermeld5) „ontfangen van
1) Sneller, a.w., p. 27. In 1416 stuitte een poging tot vestiging van een
tolwacht te Arnemuiden af op verzet van Middelburg, zie t.a.p.
p. 27 n. 3.
2) De totalen der ontvangsten, waaruit wel geen statistiek van bet
Middelburgsche handelsverkeer kan worden berekend, maar die toch
zekere relatieve beteekenis hebben, zijn afgedrukt in Archief Zeeuwsch
Gen. 1918, p. 102104. In 1464 werd het cancelioen door Middelburg
tegen betaling van een vast bedrag 's jaars afgekocht.
3) Zie Bronnen III, no. 185.
4) Voorbeelden bij Sneller, a.w. p. 28.
5) De stadsrekeningen vermelden sinds die van 1396/97 de ontvangsten
„van den pontghelde, dat die vremde luden gheven hier in der stede, die