43
Dat insluipende gebruik werd ten slotte ook officieel beves
tigd. In 1433 nl. werd aan Middelburg door hertog Philips
een privilege verleend 1waarbij aan de stad ter vergoeding
der schade, door brand en achteruitgang van nering geleden,
werd toegestaan dat alle schepen, die de Wielingen of het
Veergat binnen kwamen „ende hoire last breken, zullen hoiren
upslach doen, lossenen ende stapel houden" binnen Middel
burg, voor zoover tenminste zij niet van zijn onderdanen
waren, maar dat, ingeval „yemant siin last brake ende voirt
gheenen upslach en dede, alst voirscreven is, men mitten
anderen goede tot anderen plaetzen of steden varen woude",
hij hem den twintigsten penning zou betalen ten einde voor
de naleving te zorgen, zou hij een „diener setten ende ordi
neren, die nernstelic vernemen ende ondertasten sal tot aire
tijt", welke schepen en aan wien toebehoorend binnen beide
zeegaten vielen, en die tevens moest „overzien ende scerpelic
by eede examineren der patronen boeken van den craken",
en evenzoo van alle andere schepen, „om clairlic ende sonder
enich forpele, liste of cloecheit, die men dairin vinden of
zoeken mochte, alle bescheit te weten van allen goeden, dat sy
geladen ende bevracht zullen hebben." Overtreding van het
stapelvoorschrift zou met algemeene confiscatie worden ge
straft.
Nieuw was hierbij niet alleen de vrijstelling der Bour
gondische onderdanen, maar vooral de uitbreiding van den
stapelplicht voor alle schepen, die niet alleen de Wielingen,
zooals reeds in 1405 was bepaald, doch ook die het Veer
gat binnen kwamen. Dat Middelburg zoo stoute aspi
raties had, bevreemdt niet verwonderen doet het ons echter
te zien, dat de hertog van Bourgondië er zich toe leende,
zoozeer de belangen van den heer van Veere. den machtigen
vasal uit het huis van Borssele, die zich de evenknie schier
1) Bronnen III, no. 160. Op denzelfden dag schonk Philips van Bour
gondië een vrijgeleide aan de kooplieden van alle natiën, die binnen
Middelburg handel zouden komen drijven zie t.a.p. no. 159.