45 cancelioengeld een einde gemaakt. Dit laatste hangt nauw samen met de veranderingen in den landsheerlijke tolpolitiek. Karei de Stoute, regeerende voor zijn vader, voltooide met één slag, wat de voorzichtiger Philips langs lijnen van gelei delijkheid had trachten te bereiken, en stelde langs den oost- rand van Walcheren in 1462 een aantal nieuwe wachten in van den grooten tol van Zeeland 1). Middelburg protesteerde, doch tevergeefs als vergoeding hiervoor wist het echter van den hertog te bedingen, dat het cancelioengeld, dat bij het verslappen van den stapel het karakter van een in- en uit gaand recht schijnt te hebben verkregen 2en dus een be lemmering voor het handelsverkeer geworden was, terwijl het door den nieuwen tol zijn bestaansreden geheel had verloren, werd afgeschaft. De instelling der nieuwe tolwachten nl. was fnuikend gebleken voor de opbrengst van het pondgeld sinds 1460 bedroeg dit niet meer dan de luttele som van 6 sc. 's jaars, ,,also tvoirscr. pontgeit al vergaet om des nyeus thols wil tot Aermuyden"3). En zelfs ontzegde de hertog aan Middelburg het door het privilege van 1433 verleende recht op de helft van het cancelioen en beval hij den rentmeester, het pondgeld „geheel te ontfaen ofte doen ontfangen tot mijns genedichs heren proffyte alleene..., sonder der voerscr. stede van Middelburch enige kennisse ofte handelinge dairaf te laten hebben", maar toch werd ten slotte de zaak geschikt en werd een vergelijk getroffen tegen een jaarlijksche rente van 18 gr. VI., aan den landsheer te voldoen, werd het cancelioengeld afgeschaft4). Wel bleef de heugenis aan het stapelrecht te Middelburg bewaard zooals wij nog nader zullen zien trachtte de stad het in de volgende periode een- 1) Zie hiervoor Sneller, Walcheren, p. 36. De hier en in het vervolg vermelde gegevens uit de rekeningen van den tol van Iersekeroord zijn door mij verzameld voor een publicatie, die hopelijk eens in de serie der R.G.P. het licht zal zien. 2) Zie a.w., p. 27. 3) Zie Archief Zeeuwsch Gen. 1918, p. 104 n. 13. Vgl. Sneller, a.w. p. 37. 4) Sneller, a.w. p. 37. Zie ook Archief Zeeuwsch Gen. 1918, p. 104 n. 5.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 111