47
gezien, dat zij niet in eenzelfde herberg verblijf hielden 1ten
einde het direkte verkeer tusschen de „gasten" onderling te
verhinderen alleen onder beding, dat een harer poorters -
want niemand mocht herberg houden, die geen burger was der
stad2) bij hun transacties zijn tusschenkomst verleende en
de hem toegedachte provisie verdiende, stond de stadsregee-
ring het onderling verkeer der vreemdelingen toe. Indien
echter de vreemde kooplieden reeds langen tijd in de stad
verbleven en „op hemselver woenen", stond men voor een
moeilijk geval de ordonnantie 3loste dit zeer eigenaardig op
door te bepalen, dat de vreemdeling een ingezeten burger tot
waard zoude kiezen, die het makelaarsloon zou genieten en
die een makelaar zou aanwijzen, die als zijn vertegenwoor
diger den gast rondleiden en voorthelpen zou 4). In het belang
der gasten werd verder bepaald, dat de makelaars geen handel
mochten drijven in hun artikelen voor eigen rekening 5en dat
zij een „ghetrouwen arbeydere" ter beschikking hunner
cliënten zouden stellen .teneinde hen in alles behulpzaam
te wezen 6).
Toen echter in den loop der 15e eeuw voor de stapelpolitiek
het overlaadbedrijf in de plaats begon te komen 7), wijzigde
zich ook het karakter der tusschenpersonen. Zich aanpassend
aan de veranderde omstandigheden werkten de Middelbur
gers, zooals wij nog nader zullen zien, zich van makelaars op
tot commissionairs, en openden daarmede een nieuwe periode
in de economische geschiedenis hunner stad.
1) Bronnen III no. 122 4.
2) t.a.p. 1. 3) t.a.p. 2.
4) Op gelijke wijze werd gehandeld, wanneer de herberg door een
vrouw werd gedreven zie t.a.p. 3.
5) t.a.p. 5. 6) t.a.p. 6.
7) Geografisch bekeken zou men kunnen zeggen, dat het zwaartepunt
werd verplaatst van Middelburg naar de Arnemuidsche reede.