50
daarvóór plachten zij, sportlievend reeds toen, als tijdverdrijf
„zeer fraey met den handtboogh te schieten om win ende
geldt". Waar de Bretons en Hanzeaten1), de Spanjaarden
en de Portugeezen aanlegden, wanneer zij niet naar Middel
burg waren doorgevaren, wordt hierbij echter niet genoemd.
De veronderstelling ligt voor de hand, dat deze groote en
zwaargeladen schepen hulken, kraken en karveelen
wat buitengaats, in het diepe, hun ankers uitwierpen en daar
door de „hueden" der Middelburgsche en Arnemuidsche
schippers van hun kostbaren inhoud werden verlost. Een
ordonnantie op dit overlaadbedrijf werd in 1554 vastgesteld2);
het betrof regeling van het vletten der koopmanschappen, die
„op stroom an boort geladen zullen worden om hierboven
binnen Middelburch te bringhen", wat naar middeleeuwschen
trant aan de schippers van Middelburg en Arnemuiden werd
voorbehouden, terwijl de hallasters, „dewelcke geen coop-
mansgoet en zullen mogen vletten", daarvan met name waren
uitgesloten eerst als geen „vrye schippers" te krijgen waren,
mocht de koopman, na vooraf behoorlijk den deken van het
gilde zijn voornemen te kennen te hebben gegeven, nemen
„alsulcke andere vremde schippers ,alst hy gecrygen sal
connen."
Duidelijker nog blijkt het internationale karakter van de
scheepvaart op de Walchersche reede, wanneer wij kennis
nemen van de gegevens, die de zgn. ankeragelijsten 3ge
trokken uit de rekeningen, sinds 1431, van den baljuw van
den watere te Arnemuiden in de 16e eeuw ook te Middel
burg, Veere en Vlissingen en de rekeningen van den
uitvoer uit de jaren 15431545 4) en van in- en uitvoer van
1Een der platen, waaruit later Nieuw en Sint-Joosland zou op
wassen, heette Danzig zie de kaart, gereproduceerd in Archief Zeeuwsch
Gen. 1931 i.f. 2) Bronnen III no. 715. 3) t.a.p. p. 817835.
4) t.a.p. nos. 600, 602, 603, 605—609, 611, 612, 623, 624, 632, 633.
Zie ook Sneller en Unger, Bronnen nos. 778, 785.