56
Walchersche reede steeg echter ook het ambt in beteekenis,
administratief in de eerste plaats, doch ook juridisch, en
volgens de Costumen van Middelburg, in 1570 opgesteld1),
had hij de „jurisdictie op sconincks stroom over gansch Zee-
landt2) ende omliggende landen, ende strecken zooverre in
zee, als de uuterste palen van Vlaenderen". En hoezeer des
baljuws administratieve beteekenis was gestegen bleek duide
lijk uit de omstandigheid, dat het ambt in den aanvang der
16e eeuw van het rentmeesterschap van Bewesten Schelde,
waarvan het tot dien als het ware een loot was geweest, werd
afgesplitst en voor de comptabiliteit rechtstreeks onder de
rekenkamer in Den Haag werd gesteld.
Als uitvloeisel van de hervorming van den Bourgondischen
staatsdienst, door de crisis van 1477 slechts tijdelijk onder
broken, werd ook dit ambt door publieke verpachting begeven;
een ordonnantie van 1515 beschrijft ons uitvoerig de daarbij
te volgen procedure, die geschiedde „int openbaer, by voir-
gaende kerckgeboden, by der baernender kaersse, met ver
hoogingen" 3Ander dan te Sluis het geval was, was de
juridische beteekenis van het ambt niet van groot belang, en
in ieder geval is, met uitzondering van wat arrestamenten,
hierover weinig bewaard. Maar des te meer beteekenis had
des baljuws administratieve bemoeienis, met name de heffing
van het reeds genoemde ankeragerecht 4En hoezeer aan de
hieruit bewerkte gegevens uit statistisch oogpunt ernstige ge
breken mogen kleven, wij danken aan deze werkzaamheid
een veelszins belangrijk document voor de kennis van het
Middelburgsche en Walchersche handelsverkeer5).
1) Bronnen I no. 419, hfdst. I 4.
2) In de praktijk schijnt dit tot Zeeland Bewesten Schelde beperkt te zijn.
3) Bronnen III no. 457.
4) In 1571 werd een controleur van den waterbaljuw in het bijzonder
voor de heffing hiervan aangesteld zie t.a.p. no. 866.
5) Er worde aan herinnerd, dat deze rekeningen doorloopen tot 1807.
Ook voor de latere periode moeten zij met behoedzaamheid worden
gebruiktzie S. van Brakel, A neglected source for the Scottish history
(Scottish Historical Review, Oct. 1919) hun bruikbaarheid wordt er
ook uit anderen hoofde later niet grooter op.