61
waren te onderzoeken, ,,of daer eenige perceelen nutbaar zul
len gecoft zijn voer de stat" 1) De doodschrik sloeg hun dan
ook om het hart toen zij vernamen, dat ook de koning op het
opengevallen markiezaat reflecteerde2). De beide steden kon
Middelburg niet verwerven3), doch de voor zijn haven toch
ook belangrijke heerlijkheden Welsinge en Kleverskerke, die
men had besloten te koopen „coste wat zy costen mogen" 4),
kregen de Middelburgers in 1567 bij de definitieve verkooping
van den boedel van den laatsten markies uit het geslacht van
Bourgondië toch in hun bezit. Een deel althans van het steeds
dreigend gevaar was hiermede voor de stad afgewend.
Minder ernstig was de concurrentie, die de heer van Bergen
Middelburg aandeed. In 1511 trachtte hij de natie van Bis-
caye, die met de stad in onderhandeling was getreden, en
die van Andalousië, die er verbleef, van haar af te trogge
len5), en ook in 1541 zat hij Middelburg hierbij dwars6)
in 1538 deed hij een heroieke poging, de wijnvloot van La
Rochelle naar zijn haven te lokken, doch faalde jammerlijk
Karei V, die de Arnestad zeer gunstig was gezind, dwong
in 1539 Bergen-op-Zoom zelfs vergiffenis te vragen voor
zooveel stoutheid 7Middelburg dankte deze zijn overwinning
aan het privilege van de gauge, waarmede de Bergenaars in
conflict waren gekomen. Het wordt dus tijd over dit voorrecht,
dat door zijn reglementeering van den wijninvoer de stad
tegenover haar naijverige buren in een zoo gunstige positie
had gesteld, thans met een enkel woord te spreken.
In 1508 had de landsregeering, op centralisatie van den
wijnhandel ook in het belang harer geldmiddelen bedacht,
bepaald, dat voortaan niemand eenigen Bourgondischen,
Franschen, Spaanschen of anderen wijn zou mogen verkoo-
1) Bronnen I, nos. 691, 692. 2) t.a.p. no. 687.
3) t.a.p. nos. 697, 701, 702. Voor het verloop dezer verkooping, zie
ook A. Meerkamp van Embden, De Prins en de staat van eersten edele
in Zeeland (in: Prins Willem van Oranje (Haarlem, 1933) p. 108 vlg.).
4) Bronnen I nos. 697700.
5) Bronnen III, nos. 440 (waar abusievelijk staat Biscaye), 441.
6) t.a.p. no. 592.
7) Bronnen II p. 475479 Sneller en Unger, Bronnen nos. 619626,
628, 629.