62
pen, tenzij die was „eerst ende alvooren gegaugiert, gemeten,
geroet ende geteykent by gezwooren meters, daertoe gecom-
mitteert" ter handhaving van deze bepalingen werd er aan
toegevoegd, dat allen, die wijn zouden aanvoeren, „diezelve
zouden moeten ontlaeden ter naester crane van der plecken,
daer zy aencommen zoudenalwaar zij bovengenoemde be
werkingen zouden moeten ondergaan alleen als 'de wijnen
aan onderzaten des lands toebehoorden, zouden deze hen
naar de plaats hunner residentie mogen voeren of elders, waar
het hun goed dacht, onder gehoudenheid evenwel in de ont
ladingsplaats de wijnen te doen roeien en meten1). Wat
beteekende in de praktijk die „naeste crane" Voor schepen,
die van het Westen komend een der beide Scheldemondingen
binnen vielen, was Walcheren hiervoor uiteraard de eerst
aangewezen losplaats. En dan waren Vlissingen en Veere,
voor wier belangen de heer van Beveren, naar wij boven
reeds zagen, zoo ijverig waakte, voor schepen, die resp. door
Wielingen of Roompot binnenliepen, de eerstbereikte haven
Maar door de centrale positie, die Middelburg in het Wal-
chersche handels- en scheepvaartleven innam, bleek althans
op den duur alleen hier handhaving van een wijnkraan moge
lijk2). De Arnestad werd dus de in het privilege genoemde
naaste kraan, en verwierf aldus, zoo niet wettelijk 3dan toch
feitelijk, den stapel der westersche wijnen, waarvoor het
bovengenoemde privilege van 1508 de kiem heeft gelegd.
1) t.a.p. no. 564. Het is mij niet duidelijk hoe Sneller (Wijnvaart
en wijnhandel tusschen Frankrijk en de Noordelijke Nederlanden (Bijdr.
Vad. Gesch. Oudh. VI 1 pr. 200 n. 1) kan meenen, dat het voorschrift
van het lossen ter naaster krane eerst van 1524 dateert, en voordien
slechts de meting werd voorgeschreven. Het privilege van 1524, dat
dat van 1508 bevestigde, bevat toch boven weergegeven regeling van
eerstgenoemd jaar, waar de „naaste kraan" uitdrukkelijk wordt vermeld.
Ook in een stuk van vóór 1515 dateerend (Bronnen III p. 227 n. 2)
komt deze uitdrukking voor.
2) Zie voor Middelburgs bewering, dat Vlissingen „geen recht van
staeple ofte craene" had, Sneller en Unger, Bronnen p. 459.
3) In 1540 vernamen de gedeputeerden der stad, „dat de Majesteyt
niet en verstaet te Middelburg te maken een stapel van wijnen, gelijck
te Dordrecht" zie t.a.p. no. 636.