VI
andere zijde voorgesteld wordt (Zie 'Ontwerp-Regeling van
het oudheidkundig bodem-onderzoek en de bewaring van
voor- en vroeghistorische vondsten in Nederland' art. 9, 1934
Oudheidk. Jaarboek (4) 3, 104).
De Steenenkamer is omstreeks 1882 van de afdeeling'Oud
en zeldzaamheden afgesplitst en sedert 1888 is het tegen
woordige vertrek als zoodanig in gebruik.
Het verslag 18851893 vermeldt (p. 88) 'De verzame
ling fossilia, waaronder alle in of bij den grond gevonden
voorwerpen in ruimen zin verstaan worden, heeft in de van
een goed bovenlicht voorziene zoogenaamde steenenkamer
eene geschikte verblijfplaats en trekt, vooral wat de te Dom
burg gevonden voorwerpen betreft, zeer de belangstelling.'
In den catalogus van 1890 (den laatsten, die gedrukt werd,)
omvat deze afdeeling beenderen van den mammout, altaren
van Nehalennia en andere voorwerpen van het strand bij
Domburg, vondsten uit de vluchtbergen en van het verdron
ken land van Zuid-Beveland, 'een Christuskop van natuur
lijke grootte, van gehouwen steen met bloeddroppels op het
voorhoofd', een 'koperen tabaksdoos met de afbeelding van
keizer Frans en Maria Theresia, gevonden in de gracht te
Middelburg', en nog veel meer, voorwaar een heterogene
verzameling. Tegelijkertijd werden de kiezen van recente
olifanten terecht tot de zoologica gerekend de oorspronkelijke
afbeeldingen van de Nehalennia-altaren waren in de 'Ze-
landia illustrata' geborgen de munten uit den tijd van den
Nehalennia-tempel, in de nabijheid hiervan gevonden, lagen
in de muntenkamer een grafsteeen Ao 1566 behoorde met
andere soortgelijke tot de 'geschiedkundige voorwerpen',
omdat deze zerken het museum niet direct uit den grond
bereikt hadden. De toenmalige indeeling van ons museum
was dus zuiver technisch en hield met historische tijdperken
geen rekening. Het systeem kwam min of meer overeen met
dat van 's Rijks musea te Leiden en Amsterdam, waaruit deze
zich de laatste jaren met eenige moeite, dunkt mij, met rap
porten van commissies en procedures voor het Ambtenaren-