VII gerecht, geleidelijk losmaken. Voor de bewaring der voor werpen heeft dit stelsel hier en elders ook goed voldaan, maar het is de vraag, of het ook voldoet voor de tentoonstelling ten behoeve der bezoekers van ons museum, en in het algemeen, hoe de verzamelingen van het Genootschap het meeste nut kunnen doen. Er is des te meer reden om deze vragen onder de oogen te zien, omdat de Steenenkamer van een verzameling bezienswaardigheden, die slechts een tijdelijk verblijf onder den grond gemeen hadden, in de handen der opeenvolgende conservatoren steeds meer geworden is een collectie ten be hoeve van studie en demonstratie der geschiedenis van Zee land van omstreeks Chr. geb. tot 1200, uitgebreid met eenige speciale gegevens uit de 13e tot de 17e eeuw. Om deze ont wikkeling te bevorderen en datgene, wat reeds in 1888 de kern der afdeeling was, beter tot zijn recht te laten komen, heb ik als conservator geen steen op den anderen gelaten. Nadat een depót was afgescheiden van de tentoonstelling voor het publiek, zijn de beenderen der pleistoceene dieren aan het Kabinet van natuurlijke historie toegevoegd, zooals reeds door Dr. Vernhout in de administratie voorbereid was. Als jongste tijdgrens voor de historische voorwerpen is om practische redenen het definitieve verlaten van Reimerswaal (1634) gekozen. Wat daarna viel, is naar de 'ouderwetsche kamer' of naar de 'geschiedkundige voorwerpen en zeld zaamheden' overgebracht. Dank zij de doorloopende num mering der voorwerpen in het museum, ongeacht de afdeeling. waartoe zij behooren, geeft overbrengen naar een andere afdeeling geen enkele administratieve moeilijkheid. Wat in de Steenenkamer overbleef, is globaal naar tijd perken en vindplaatsen gegroepeerd. Ordening en opstelling hiervan lieten op het eind van 1934, bij mijn aftreden als conservator, nog alles te wenschen over. Ik heb mij dan ook verplicht gevoeld daarna met instemming van het Bestuur nog een poging te wagen om de minst beschadigde Nehalen- nia-altaren (resp. afgietsels) te plaatsen op een manier, die reeds in 1926 door wijlen Dr. Remouchamps aangeraden was en herinnert aan de wijze, waarop ze misschien ook in den

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 13