76
der Bretons, die het edel nat naar Walcheren brachten, waar
het in Middelburg werd opgeslagen en voornamelijk voor
inheemsche consumptie werd gedistribueerd slechts een ge
ring gedeelte ervan werd, door Nederlandsche schepen, naar
de Oostzee gevoerd.
Anders ook dan ten aanzien van het Hanzeverkeer het
geval was, staan ons ten aanzien van de scheepvaart van
Bretons en Franschen naar helaas ook niet van Wal
cheren in de zgn. Walchersche ankeragelijsten vrij uitvoerige
statistische gegevens ten dienste. Van 1445, toen 8 ,,cleyne
Bertoenkins" het als eersten waagden koers te zetten naar het
Noorden en het anker uitsloegen vóór Arnemuiden, tot het
eind onzer periode 1hebben vele honderden Bretons over
de Franschen spreken wij later de Walchersche reede
bezocht. Vlootsgewijze kwamen zij, zooals uit de rekeningen
van den rentmeester, waaruit deze ankeragelijsten konden
worden bewerkt, duidelijk blijkt, meestal aan, vooral in de
zomermaanden, als het zout, en in het najaar, als de wijn werd
aangevoerd, en velen hunner ondernamen, zooals uit de ver
gelijking der namen kon worden geconstateerd, meer dan eens
tot soms vijfmaal toe2) in hetzelfde jaar de reis naar
het verre Noorden.
Uit deze ankeragelijsten kan men den omvang en het
verloop van de vaart der Bretons naar de Walchersche reede
als het ware met één oogopslag aflezen. Wat hierbij het meest
treft is wel de onregelmatigheid van dit verkeer bracht men
de resultaten der tellingen in een grafiek, dan zou de curve
een zéér grillig verloop vertoonen. Aanvankelijk van geringen
omvang, neemt het na den dood van Philips van Bourgondië
wat toe, om tegen de tachtiger jaren der 15e eeuw op eens
op drie cijfers te springen en in 1483 met 344 geregistreerde
schepen het maximum voor die eeuw te bereiken. De jaren
na 1560 vertoonen een inzinking, al krijgt de wacht te Middel-
li Na 1574 werd het verkeer der Bretons veel geringer, om in 1645
geheel op te houden zie bovengenoemd artikel in Bijdr. Vad. Gesch.VI 8.
2) Voor voorbeelden, zie t.a.p. p. 228 n. 3.