86
de jaarlijksche bijdrage, aan den stadhouder der natie be
taald1). Zonder zorgen was hun verblijf echter niet. In 1550
klaagden zij over een nieuwe landsheerlijke belasting, die/
hun wijnhandel binnen Middelburg dreigde te belemmeren2),
en in 1564 zij hadden de Arnestad toen wel reeds verlaten
hadden zij wederom reden tot beklag wegens de heffing
van een nieuwen impost 3). Talrijker stellig dan der kooplie
den, was het bezoek van de Fransche schippers. Ook hierover
lichten de ankeragelijsten ons uitvoerig in. Hieruit blijkt, dat
eerst in de 16e eeuw dit verkeer beteekenis begint te krijgen
zoowel naar Arnemuiden als naar Middelburg richtten zij
den steven1). Aanvankelijk overwegen de Normandiërs
naast tarwe, uit de Sommestreek, voerden zij vooral wijn
aan 5). Maar na 1530 zijn het met een enkele uitzondering,
bv. het jaar 1542/43 vooral de schippers der Atlantische
kustplaatsen Olonne, Jard, Marennes die naar Arne
muiden komen hun vracht bestond bijna uitsluitend uit zout
naar Middelburg voerden zij blijkens de meergenoemde reke
ningen echter ook wijn6). Ook het terrein hunner nautische
expansie was zeer beperkt, en staat bij de Bretons ver ten
achter de meesten hunner kwamen niet verder dan Baai,
Brouage en de andere Fransche zoutplaatsen, en slechts
enkelen hunner treffen wij in Lissabon aan. Zoo uitvoerige
gegevens als ten aanzien der Bretons zijn echter over deze
schippers niet bewaard, en ook omtrent hun retourlading
staan ons geen bijzondere mededeelingen ten dienste. Slechts
de rekening van den Zeeuwschen tol van 1570 7) geeft een
aanwijzing. Toen voeren 29 Fransche schippers uit 14 waren
geladen met want, 3 met dit en andere produkten van het
Oosten, 3 met „basken3 met hennipgaren, 1 met tarwe,
1Bronnen II no. 324, p. 635 n. 8, p. 639 n. 5, 6, p. 643 n. 8, 9,
p. 647 n. 57, p. 651 n. 57, p. 655 n. 5, 6. Zie ook Sneller en Unger,
Bronnen nos. 619621, 625, 628, 629.
2) t.a.p. no. 711. 3) t.a.p. no. 772. 4) t.a.p. p. 639645.
5) t.a.p. p. 648 vlg. 6) ta.p. nos. 778, 785.
7) Rijksarchief in Zeeland, Aanwinsten 1932 no. 17.