Ill
zaak hunner non-comparitie compositie, om hen naar de
Walchersche havens te lokken 1Aluin was toen, als in 1518
en 1519, hun voornaamste artikel, doch ook specerijen voerden
zij aan, zooals blijkt uit de rechtzaak, die in 1512 tusschen een
Genuees en een koopman uit Londen voor de Middelburgsche
wet rees2). Dat ook zij een- en andermaal in meer vriend
schappelijke aanraking met de Middelburgsche heeren kwa
men, bewijzen de posten betreffende wijngeschenken, die af
en toe ook den Genueezen zijn vereerd3). Ook van elders
vernemen wij van Genueesch verkeer te Middelburg4en
Arnemuiden. In 1499 machtigde Nicolaas de Euria, koopman
van Genua, voor schepenen van Bergen-op-Zoom voor hem
zelf en voor Augustijn de Euria een stadgenoot om namens
hen ,,te vervolgen alsulcken recht ofte actiën, als zyluyden
tsamen ofte elcken van hen bezunder uutstaende hebben in
Zeelandt ende bezunder in de stad van Middelburch tegen
Lodewijck de Lugo'5) kort daarop legden twee schippers
voor hetzelfde college de verklaring af, zich borg te stellen
voor een schipper van Arnemuiden voor een lading vijgen, die
een Genueesch koopman zeide dat die schipper hem onlangs
te kort had geleverd in het overbrengen van Arnemuiden
naar Bergen 6). Ook de meergenoemde rekeningen van den
uitvoer van 15431545 geven omtrent hun handelsbezigheid
een aanwijzing een Genueesch schipper voerde voor den
bovengenoemden Favoglio scheepsbenoodigdheden naar de
Levant 7).
Ook ten aanzien van het verkeer der Venetianen bieden
de ankeragelijsten ons, evenals bij de Genueezen het geval
1Zie de posten uit de tolrekening bij Sneller, Walcheren p. 98.
2) Bronnen III no. 446. In 1462 is sprake van arrest (Bronnen II
no. 248). in 1478 kwestie over de lading eener kraak (t.a.p.p. 374).
3) Zie Bronnen II no. 271 (1486), p. 433 (1522), no. 344 p. 505
(1559/60).
4) De ankeragelijst vermeldt 1566/67 een Genueesch schip in de
wacht te Middelburg.
5) Rentebrieven en recognitiën Bergen-op-Zoom 1499 (R. A. in Noord-
Brabant. inv. no. 310) f. 150 vs.
6) t.a.p. p. f. 155. 7) Bronnen III p. 479, 480.