I
XI
nen en heeft Willibrord bij deze gelegenheid slechts door
tactvol optreden zijn leven kunnen redden Over het stichten
eener kerk op Walcheren verneemt men hier niets.
Drie eeuwen later beschreef Thiofrid, die 10831110 abt
te Echternach in Luxemburg was. wederom het leven van
Willibrord. Hij had hiervoor geen andere geschreven bron
dan AIcwin en enkele losse opmerkingen, die hij elders vond.
(Poncelet l.c.p. 423 Levison l.c.p. 93). Hij verfraaide en
overdreef deze nuchtere gegevens en vermengde ze met mon
delinge overleveringen, die hij gehoord had o.a. tijdens zijn
verblijf op Walcheren (caput 35, 36 vgl. Huizinga 1935.
zie beneden). Het geheel is volgens een zijner critici (L. Wei
land 1870, Mon. Germ. Hist., Script. 23, 13) 'beter geschikt
om den stijl dier dagen dan om de gebeurtenissen na te vor-
schen.' Thiofrid nu. visueeler en bloemrijker dan AIcwin, ver
haalt, hoe (omstreeks 700) de bewaker van het afgodsbeeld,
vuurrood en stotterend van woede, met wilde oogen. met zijn
zwaard aan Willibrord's eerwaardig hoofd een ernstige, ja
doodelijke wonde toebracht, die zooveel bloedverlies veroor
zaakte, dat geen gewoon mensch er ooit het leven bij be
houden zou hebben, getuige zijn bloed, dat wij nog heden
(omstreeks 1100) zien op de altaartreden in de kerk te
Westkapelle 1
Deze kerk bezit (volgens caput 35) op het einde der 11e
eeuw ook reliquieën van Willibrord (wellicht het in c. 36
genoemde stukje rib partiuncula costae clementissimi patris
Willibrordi dit is volgens Thiofrid c. 34 en Poncelet l.c.p.
1) Vita S. Willibrordi auctore Thiofrido. in cap. 13: ed. Poncelet
l.c.p. 469 'Testis est usque hodie sanguis eiusdem in basilica, quae
Westcapella appellatur, fusus et conspersus in altaris crepidine testis,
inquam, est neminem, tanto effuso cruore, posse vivere, nisi per effectum
divinae potentiae.' Men zou hierbij kunnen denken aan de bloedroode
zandsteen, die in dien tijd als bouwsteen voor kerkelijke doeleinden
gebruikt werd. Men noeme deze verklaring niet te nuchter. Poncelet,
Presbyter S. J., beschouwt in zijne aangehaalde uitgave de mededeelingen
van Thiofrid niet minder critisch en sceptisch dan schrijver dezes. Het
respect voor de persoonlijkheid van Willibrord wordt door zulke critiek
op een zijner biographen niet minder.