127
kort daarop kwam de keer Edinburgh had reeds in 1518
zich bereid verklaard naar Middelburg te komen, indien men
daar betere voorwaarden kon bedingen dan elders 1in 1520
hadden de Schotsche steden die stad het meest geschikt ge
acht2). Het advies der steden van Juni 1522 gaf wel geen
bepaalde voorkeur aan een der vier concurrenten, doch de
Schotsche regeering koos voor Middelburg. De conservator
Alexander Mure trad met de stad in onderhandeling en wist
eigen belang heel aardig met dat van Middelburg te doen
samengaan later voegde James Cottis, kanunnik van Glas
gow, ook niet belangeloos, zich daarbij 3). De geheele herfst
ging met besprekingen voorbij, doch 5 December 1522 kwam
het stapelcontract ten slotte tot stand4). De Schotten waren
verplicht, te Middelburg en nergens elders in de Nederlanden
hun schepen te ontladen, veertien jaren lang, op straffe van
confiscatie van schip en goed veertien dagen nadat de natie
binnen Middelburg zou zijn gekomen en de stapel in Schot
land zou zijn gepubliceerd, zou de stad ten behoeve van den
koning van Schotland de overeengekomen som deze bleek
kort daarop 11000 goudgulden te bedragen 5betalen.
Middelburg's liefste wensch scheen vervuld eenzijdig stelde
de stad daarop nog een aantal bepalingen ten gunste der
Schotten vast6). Eind Februari ontving Middelburg bericht,
dat de stapel in Schotland was afgekondigd, en bescherming
verzocht tegen die van Veere, als de Schotsche schepen in
plaats van deze stad de Arnehaven zouden binnenloopen 7
De eerste schepen kwamen inderdaad aan, doch vermoedelijk
alleen, om de toezegging der elfduizend gulden gestand te
laten doen, want in het najaar van 1523 klaagde de stad, dat
de natie haar residentie nog niet binnen haar muren hield,
zoodat geen gevolg werd gegeven aan de belofte, een open
gevallen kanunniksprebende aan den neef van den conser-
1) Bronnen III no. 468. 2) Davidson-Gray, a.w. p. 147 n. 4.
3) Bronnen II nos. 306, 307, III nos. 491, 492 en de daar geciteerde
nos. uit De Stoppelaar, Inventaris. 4) Bronnen III no. 493.
5) t.a.p. p. 312 n. 3. 6) t.a.p. no. 495. 7) t.a.p. no. 497.