128
vator te geven1). De inwendige beroeringen m Schotland,
gepaard met het buitenlandsch conflict met den keizer, zouden
blijken Middelburg te belemmeren in het verwezenlijken van
zijn liefsten wensch.
Mure, die aandrong op betaling van hetgeen hem persoon
lijk beloofd was, produceerde in September 1524 op een
bijeenkomst te Utrecht2) niet alleen de bevestiging van den
Schotschen koning, doch ook een proclamatie betreffende de
afkondiging. Jammerlijk echter was de goede Arnestad door
den geldzuchtigen conservator misleid De getoonde ratifi
catie bleek oud en gemaakt tijdens het regentschap Middel-
burg's afgevaardigde gaf dan ook niet zonder grond uiting
aan de vrees, dat de koning had herroepen hetgeen tijdens
het regentschap was besloten3). In Juni 1525 verklaarde
Jacobus zich onder zeker voorbehoud tot nadere onderhande
lingen bereid 4), doch ten einde raad vroeg Middelburg op het
eind van dat jaar de bekrachtiging van het contract door
Karei V, hetgeen deze verleende5), terwijl naar de klachten
door een commissie onderzoek zou worden gedaan. Geprik
keld door den tegenstand, ging Middelburg in 1526 tot scher
per maatregelen over. Twee Schotsche schepen, die naar
Veere waren gecharterd reeds in 1525 hadden zijn ge
zanten Middelburg gewaarschuwd, dat de heer van Beveren
weer pogingen deed, den stapel naar zijn stad te trekken 6
doch door storm in de Wielingen binnen waren geloopen
en vóór Arnemuiden het anker hadden uitgeworpen, werden
door die van Middelburg aangehouden en naar hun stad
gebracht 7de door hen aangevoerde onbekendheid met de
stapelbepalingen doet zien, hoe weinig ernst men in Schotland
met de naleving van het stapelcontract had gemaakt. Toch
1) Bronnen III p. 313 n. 2. 2) Bronnen II no. 309.
3) Bronnen III no. 505.
4) t.a.p. no. 511. Voor gezantschap naar Schotland hierover, zie
Bronnen II p. 456.
5) Bronnen III p. 305 n. 2 zie ook De Stoppelaar, Inventaris no. 1349.
6) Zie De Stoppelaar, a.w. nos. 1309, 1314, 1316.
7) t.a.p. p. 13571359.