129
hield men daar te lande Middelburg aan het lijntje. In Maart
schreef de conservator aan de stad, dat de koning niet had
herroepen, wat men vroeger met den regent overeen was
gekomen papier was ook toen geduldig en vroeg ge
deputeerden te zenden, zoodra de vrede met Vlaanderen zou
zijn hersteld 1 Middelburg gaf hieraan gevolg en zond twee
gemachtigden naar Schotland om bij den koning op uitvoering
van het contract aan te dringen2) deze reis kostte de stad
zeer veel geld, doch liep op een jammerlijke mislukking uit
haar gezanten werden zelfs te Edinburgh van hun geld be
roofd en in de gevangenis geworpen3) Ten slotte herriep
het Schotsche parlement de overeenkomst wegens ,,the great
damage and scaith", die van vestiging aan de Arne voor de
Schotten het gevolg zou zijn4), en stond den kooplieden toe
te handelen, waar het hun het beste dacht.
Maar de regeerders der Arnestad, wien de voorkeur voor
stapelverhoudingen in het bloed zat, lieten het daarbij niet
zitten. Zij wonnen, in 1527, rechtskundig advies in, dat hun
goed recht, navordering der contractueele verplichtingen van
den koning te vorderen, ontwijfelbaar achtte de adviseurs
meenden evenwel, dat het minder eervol zou zijn, het reeds
gegeven geld van den ontrouwen contractant terug te vor
deren 5Aan den keizer werd verzocht te willen bevelen,
dat de Schotten te Middelburg, en nergens anders, hun stapel
moesten houden u), doch hoezeer deze geneigd was het Schot
sche verkeer in de Arnestad te bevorderen in 1525 had
hij aan de kooplieden van Edinburgh een uitvoerig vrijgeleide
geschonken voor hun verblijf binnen Middelburg 7) hier
aan schijnt Karei V toch geen gevolg te hebben gegeven.
Maar de goede raad, de eer aan zich te houden, volgde de diep
teleurgestelde stad niet op het voorgeschoten geld werd van
1) Bronnen III no. 518.
2) t.a.p. no. 519, II p. 459. 3) De Stoppelaar, a.w. no. 1364.
4) Davidson-Gray, a.w. p. 154. 5) De Stoppelaar, a.w. no. 1371.
6) t.a.p. no. 1373. Ook in 1530 werd door Middelburg hierop bij
de landvoogdes aangedrongen, zie Bronnen II p. 463.
7) Bronnen III no. 510.
Archief 1935.
9