149
begon te verdringen door de stadsregeering bepaald, dat
schippers van Brugge, Antwerpen en andere plaatsen op de
vrijheid van Middelburg, waaronder werden begrepen ,,les
parts d'Armude, Ramekin et Flessinghe", niet mochten laden
ingeval de Middelburgsche schippers schepen hadden en wil
den varen voor redelijken prijs, en deze eerst zouden laden
in 1470 rees hierover geschil met de Bruggelingen, waarin
door de arbiters werd bepaald dat de kooplieden voortaan
zouden mogen kiezen de schippers, die zij wilden, met dien
verstande evenwel, dat deze een derde van schip en lading
aan de tegenpartij moesten afstaan of, indien alles door één
partij moest worden vervoerd, deze aan de andere een derde
der vracht moest geven1). Bij de ordonnantie, die in 1497
aan het schippersambacht werd verleend 2werd het recht
van voorlading weer de hoeksteen der bedrijfsregeling, doch
kort daarop kwamen de schippers van Bergen-op-Zoom hier
tegen in verzet, die o.a. aanvoerden, dat naar recht alle
wateren en havens gemeen zijn, evenals de oevers, zoodat
particulieren hen niet konden beletten, daar lading te nemen,
waartegenover de Middelburgers snedig opmerkten, dat hun
tegenpartij in Bergen voor zich zelve hetzelfde recht vindi
ceerde, dat zij aan de Arne niet wilde erkennen Tenslotte
besliste de Groote raad in 1504, dat aan die van Middelburg
het recht van voorlading toekwam ten aanzien van alle goe
deren, binnen het rechtsgebied der stad arriveerende, om die
te voeren naar Vlaanderen, Brabant, Holland en elders,
terwijl de Berger schippers alleen voor hun eigen goederen
of die van Bergenaars dit voorrecht zouden genieten3).
Eenige jaren later waren de gemoederen geheel tot rust ge
komen in 1516 werd een pacificatie-voorstel door de regee
ringen der betrokken steden aan de schippers overgelegd, die
hiermede accoord gingen4), terwijl in 1521 een regeling werd
1) Bronnen III no. 265. Ook in de ordonnantie op het verwerken
van Spaansch ijzer uit hetzelfde jaar (t.a.p. no. 218 1) was de voor-
lading der Middelburgsche schippers gestipuleerd.
2) t.a.p. no. 377 3) t.a.p. nos. 383, 415. 4) t.a.p. no. 460.