153
Zoutmeters, koren-, turf-, kalk- en kolenmeters hadden tot
taak, ieder in het zijne, een der verschillende bewerkingen
aan de aangevoerde goederen te verrichten, die noodig waren
wanneer deze in het verkeer kwamen. Uit den aard van den
omvang van den aanvoer van het artikel, waren de eersten
daarvan wel het belangrijkst. Toch zijn onze bronnen hier
omtrent niet ruim. Wij vernemen van het voornemen, hun
aantal tot 20 paren te doen uitsterven t), hooren in 1545 van
een loonregeling 2) en in 1563 en 1568 van de neiging, het
aangevoerde zout elders te doen meten3), hetgeen in ieder
geval op ontevredenheid met de Middelburgsche en Arne-
muidsche functionarissen wijst. Het loon der kalkmeters werd
reeds in 1461 geregeld4), dat van de korenmeters in 1545 5).
Hun ambtelijk karakter blijkt uit het verbod, van hun last
gevers iets anders te eischen dan het „gestelde salaris" 6).
De arbeiders van het St. Jansgilde, die de moderne sociale
wetgeving havenarbeiders, een Rotterdammer bootwerkers
zou noemen, nemen onder de lieden, die met de verplaatsing
der koopmansgoederen bezig waren, in het middeleeuwsche
Middelburg een belangrijke plaats in. Daarnaast bieden spe
ciale beroepen, als bierdragers en wijnsleepers, haringpakkers
en fruitpakkers, kurktellers, „kraankinderen" en „balans
kinderen" een sprekend beeld van de eigenaardigheid en
diversiteit, die het Middelburgsche handelsleven van dien
tijd bood.
Het St. Jansgilde op den Dam dit ter onderscheiding
van het gelijknamige gilde te Noordmonster, dat de turf- en
houtwerkers omvatte wordt in 1477 voor het eerst ge
noemd7), doch werd in December 1484 de reden wordt
niet vermeld „geaboleert ende te nyte gedaen" en het
1) Bronnen III no. 406 (1502). 2) t.a.p. no. 626.
3) t.a.p. nos. 805, 850. 4) t.a.p. no. 240; zie ook no. 803.
5) t.a.p. no. 626. 6) t.a.p. no 862 12
7) Bronnen II p. 370. De ordonnantie op het verwerken van
Spaansch ijzer van 1456 (Bronnen III no. 218), gaf reeds een loonregeling
voor de daarbij werkzame „arbeyders".