158 doch even vreemd was het ambt van kurkteller, die tot taak had de Lissabonsche en Andalousische kurk „rechtvaerdelick te tellen", en „den cooper ende vercoopere tzyne te gevene sonder enege dissimulatie". Hij mocht part noch deel hebben aan de kurk, noch daarin handelen, en genoot een door de overheid vastgesteld loon 1 Kraankinderen en balanskinderen werden de lieden ge noemd, die de goederen hanteerden, welke door de kraan werden gelost of in de balans werden gewogen. Voor wij er echter toe overgaan hun positie te bespreken, dienen eerst deze instellingen te worden bekeken. De kraan wordt reeds in de oudstbewaarde stadsrekening, over 1365/66, genoemd2), doch had een voorgangster, die toen werd afgebroken3). Zij diende voor het lossen der zware goederen, vooreerst wijn naar wij zagen, was „de naaste kraan" in den strijd om den wijnstapel het beheerschende begrip en olie, doch ook kappers zeem, lood en terpen tijn worden als kraangoed genoemd4). Het gebruik der in stelling was verplicht. Dat bedenkend, begrijpt men beter de klachten der Hanze, die omstreeks 1460 een vast tarief ver zocht5). Belangrijk om het beeld, dat het geeft, is ook het request van de kooplieden van Andalousië, die zich omstreeks 1512 beklaagden over gebrek aan gezellen en paarden6), waardoor de expeditie vaak groot nadeel leed. Doch overigens was de stadsregeering er op uit, het den vreemden kooplieden ten aanzien hiervan zooveel mogelijk naar den zin te maken. De regeling van het tarief van de kraan was een der punten, den Engelschen toegestaan toen zij in 1512 hun court te Mid delburg gingen vestigen 7ook den Schotten werd, bij hun voorgenomen vestiging, bonne regie et ordonnance" ten aanzien hiervan beloofd 8). i) Bronnen III no. 622. 2) Bronnen II p. 134139. 3) t.a.p. p. 152. 155. 4) t.a.p. p. 409, III no. 646 7. 5) Bronnen III no. 238 6. Nog in 1530 klaagde Amsterdam over bezwaring van den koopman o.a. met de kraan, zie t.a.p. no. 532. 6) t.a.p. no. 443 7, 7) t.a.p. no. 447 8. 8) t.a.p. no. 495 5.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 224