163 gecrigen ende de scepen uuyt noch in en mogen", zoodat gevaar bestaat, dat de schippers de stad zouden mijden. De regeering verzocht nu den keizer, de haven te mogen „am- pliëren" en binnen de stad te mogen brengen „duer vele ydele leege) plaetsen, als de schuttershoven ende andere erven onbewoont, mit luttel quetse van huysen" in Mei 1540 werd haar toegestaan 123 of 24 roeden uit de Zuiddampoort een canael of diep" te mogen doen maken ter breedte van 10 roeden (36 M.), dat zich zou kronkelen tusschen den Duvelstoren (bij de huidige Bellingbrug) en den toren daar naast, en dan in de stad zou worden gebracht langs de Segeerstraat, waar een leugenbrugge 2zou worden geslagen, zou de „ampliatie" zich voortzetten tot de Gortstraat, waar ook een schuring zou worden aangebracht. Wil men zich van het werk een goede voorstelling maken, dan raadplege men den bovengenoemden plattegrond van Van Deventer, die kort na de voltooiing ervan is gemaakt 3De kosten vielen niet mee4), maar Middelburg was een voor dien tijd zeer vol doende haven rijker geworden. Voor het toezicht op den havendienst was ingesteld het ambt van ..toeziendre ofte regierdre van der haven", waarvan voor het eerst in 1513 melding wordt gemaakt 5). Later wordt hij havenmeester genoemd 6zijn voornaamste functie was het aanwijzen der ligplaatsen en het toezien op de goede orde in de haven. Niet alleen thans, doch reeds in de late Middeleeuwen was een dok een onmisbaar onderdeel van de outillage eener haven. Adolf Hardinck, rentmeester van Bewesten Schelde, en in de Zeeuwsche geschiedenis een ietwat troebele figuur, 1) Bronnen III no. 578. 2) Brug met logiën of winkeltjes. 3) De latere Rouaansche kaai is hierop echter wel wat onduidelijk aangegeven. 4) Zie Bronnen III p. 391 n. 1. Jaren daarna deed de stad de make laars hiervoor contribueeren, zie t.a.p. nos. 619, 628. 5) t.a.p. no. 453. 6) t.a.p. no. 766 4. 21 (1559), 816 (1564).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 229