213
bisschopsveste. En na den slag bij Brouwershaven zocht en
vond hij steun bij Philips van Bourgondië, die van den Paus
opdracht had ontvangen om den bisschop in zijne macht
te bevestigen.
Deze slaagde er niet in zich te doen erkennen in het Over-
sticht. Overijsel, Deventer, Kampen en Zwolle met de geheele
ridderschap hielden de zijde van de Hoekschen. Zweder be
antwoordde deze ongehoorzaamheid door het uitspreken van
het interdict, d.w.z. het verbod aan de geestelijken om hunne
functiën uit te oefenen. Hier en daar werden uit eerbied voor
den Paus en den bisschop de kerken gesloten, maar de
wereldlijke overheid eischte heropening, zoodat de grootste
verwarring begon te heerschen.
Ondertusschen wies, door en na de overwinning te Alphen,
de invloed der Hoekschen. Terwijl Zweder tijdelijk te Amers
foort vertoefde, maakte heer Jan van Renesse met als mon
niken verkleede helpers zich den 19 Juni 1426 bij verrassing
meester van de stad Utrecht. Onmiddellijk volgde Rudolf van
Diepholt. Toen Zweder van den gelukten aanslag vernam en
naar Utrecht reed, waren de poorten gesloten en weigerde
men hem den toegang.
Een middel om het Hoeksche gevaar in Utrecht te keeren
meende Philips van Bourgondië te vinden in het sluiten van
een bondgenootschap met hertog Arnold van Egmond, den
anti-keizerlijken beheerscher van Gelder. Men besloot het
Nedersticht, het eigenlijke Utrecht, en Jacoba's vestingdrie
hoek Schoonhoven, Gouda, Oudewater, eenvoudig uit te hon
geren door eene blokkade.
Maar de Hoekschen zaten niet stil. Zij riepen Diepholt uit
tot hun regent. En ook de geestelijkheid in Utrecht bekom
merde zich niet meer om Zweder's bevelen. Amersfoort, diens
laatste steunpunt, viel door een onverhoedschen aanslag den
Diepholters toe. Zoo waren in het laatst van 1426 geheel
het Neder- en het Oversticht in handen van de Hoekschen.
Hoe reageerde nu Zeeland op dit alles
Een deel van den adel, Cruiningen, Haemstede, Reimers-
waal, Renesse en andere geslachten, alsmede het platteland.