218 Maar hoe kwam dan de Romeinsche patriciër aan de dom proosdij in het Noorden De verklaring is te zoeken in het feit, dat Prospero een eigen neef was 'van Oddo Colonna, die als paus Martinus V tot zijn dood in 1431 Zweder van Culenborg als bisschop van Utrecht heeft gesteund. Prospero's vader, Lorenzo, was een broeder van Oddo Colonna. Lorenzo vond in 1423 bij een brand den dood en de andere toen nog in leven zijnde broeder, Giordano, stierf in hetzelfde jaar aan de pest, zonder kinderen na te laten t). Alle liefde voor zijne broeders bracht de Paus over op de kinderen van Lorenzo. En tot de beneficiën, die hij zijn neef Prospero wist te ver schaffen, behoorde ook de domproosdij te Lltrecht. De domproost was het hoofd der kanunniken van het domkapittel en tevens fungeerde hij als aartsdiaken van het bisdom 2). In het beheer van de proosdijgoederen werd de proost bijgestaan door een socius en in zijne geestelijke rechtspraak als aartsdiaken door een officiaal. Uit de inkomsten van de proosdij goederen ontvingen de kanunniken, sedert zij om streeks 1200 niet meer samenwoonden, jaarlijksche uitkee- ringen. In 1377 werd deze zaak opnieuw geregeld, door bemiddeling van den bisschop Arend van Hoorn, bij eene overeenkomst van het kapittel met den proost Zweder Uterloe. Deze overeenkomst werd door de opeenvolgende proosten bezworen3) en dan volgde hunne beëediging. Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet, Rijksarchivaris in Utrecht, wien ik eveneens om inlichtingen over Prospero Colonna vroeg, vestigde mijne aandacht op eene in dit ver band hoogst belangwekkende oorkonde, en wel op de akte van 4 Juni 1426, waarbij de kanunnik Bernardus Uten Enghe als gemachtigde van Colonna voor dezen de genoemde over- 1Pastor, a. a. O., S. 240. 2) Zie blz. 209, noot 3. 3) K. Heeringa, Inventaris van het archief van het kapittel ten Dom. biz. XIV.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 286