24
zoozeer kooplieden uit die streek, dan wel lieden, die zich
met geldhandel geneerden, zijn bedoeld1).
Hoe veelbelovend echter voor de toekomst het aanvangend
verkeer van al deze naties binnen Middelburg ook was, hun
belang wordt, in deze periode, door dat der Engelschen verre
overtroffen. Gelijk met het oog op de geografische verhouding
tusschen beide landen van zelf spreekt, heeft reeds zeer vroeg
verkeer tusschen ons land en het daartegenover gelegen
eilandenrijk bestaan2) ook Walcheren had, blijkens munt-
vondsten, daaraan reeds spoedig deel 3). Eerst in de
13e eeuw echter wordt de wol het belangrijkste Engelsche
exportartikel. In 1294 werd te Dordrecht, uiterst gunstig
gelegen op het punt, waar de handelsweg van Engeland naar
den Rijn door die van de Oostzee binnendoor naar Vlaan
deren werd gesneden, eenigen tijd de Engelsche wolstapel
gevestigd 4), doch spoedig werd hij weer in Brugge gehouden.
Maar in de eerste helft der 14e eeuw, toen de dwang der
omstandigheden de Engelschen er toe bracht hun stapel te
verplaatsen, werd Middelburg naast Dordrecht meer en meer
hun toevluchtsoord5). In 1337 werd, hoewel om politieke
redenen de vestiging van den stapel aan Brabant was be
loofd, de Engelsche wol grootendeels naar Dordrecht en
1) Zie Archief Zeeuwsch Gen. 1878, p. 1 vlg., 1918, p. 7577.
2) Zie voor het oudste verkeer met EngelandH. A. Poelman,
Geschiedenis van den handel van Noord-Nederland gedurende het Mero-
vingische en Karolingische tijdperk ('s-Gravenhage, 1908) p. 4851,
6369 A. Noë, De handel van Noord-Nederland op Engeland in de
dertiende eeuw (Haarlem, 1918) J. Ruinen, De oudste handelsbetrekkingen
van Holland en Zeeland met Engeland (Amsterdam, 1919).
3) Een der Nehalennia-steenen van Domburg, uit het begin onzer
jaartelling, dankt hieraan zelfs het aanzijn.
4) Zie Rijmkroniek van Melis Stoke (ed. W. G. Brill (Utrecht, 1885)),
boek IV, vers 855 vlg. Ook in 1311 deed de Merwestad een poging
hiertoe, zie Ruinen, a.w. p. 7374.
5) Zie voor het volgende t.a.p. p. 74 vlg., hetgeen ten aanzien van
Dordrecht kan worden aangevuld met hetgeen Smit, De beteekenis van
den Noordnederlandschen handel in de laatste helft der 14e eeuw (Bijdr.
Vad. Gesch. Oudheidk. VI, 10, p. 31 vlg.) hierover mededeelt.