27 chants Adventurers1), voor een jaar vrij en veilig verblijf in zijn landen en in het bijzonder te Middelburg of Zieriksee2). De aansprakelijkheid wegens schulden en het geld, waarin de betalingen moesten worden voldaan, werden geregeld aan het hoofd van hun ,,gheselscap" zouden een door hen ge kozen gouverneur en andere officieren staan, die geschillen tusschen hen onderling over schuld en „andere parlemente, daer gheen doetslach, leemte of vredebrake en ware", civiele zaken dus, buiten 's graven inmenging zouden berechten. Voor elk sarpelier 3wol moesten zij 10 gr. betalen voerden zij hun goed weer te zeewaart uit naar Vlaanderen, dan waren zij andermaal dat bedrag schuldig, doch trokken zij opwaarts, naar Brabant, Holland of elders, dan waren zij niet gehouden dezen uifvoertol te betalen, doch slechts de grafelijke tollen op de plaatsen, waar zij passeerden 4 Deze uitvoerige voorrechten, die den stapel te Middelburg regelen op de wijze, als ook elders gebruikelijk was, zijn van jaar tot jaar bevestigd en uitgebreid 5) de stad kreeg hier- 1Over de Merchants Adventurers, zie G. Schanz, Englische Han delspolitik gegen Ende des Mittelalters I. p. 325 vlg. C. te Lintum, De Merchant Adventurers in de Nederlanden ('s-Grav.. 1905) hfdst. I S. van Brakel, Entwicklung und Organisation der Merchant Adventurers (Vierteljahrschrift für Soc. und Wirtschaftsgesch. 1907, p. 401 vlg.). 2) Bronnen III. no. 56. De oorzaak der verplaatsing van den stapel moet in de toestanden in Vlaanderen in die jaren worden gezocht, zie Ruinen, a.w. p. 79, Smit, Bijdragen VI 10 p. 47 vlg. Het belang van den Engelschen wolhandel, zoo dicht mogelijk te blijven bij de groote afnemer, die Vlaanderen was, was aan deze keuze niet vreemd. 3) Scarpelgier zekere gewichtseenheid voor wol. Volgens de be wering der stapelkooplieden te Calais wogen zij elk 3 zak, maar van de Leidsche gegevens is het resultaat iets minder zie Posthumus, a.w. p. 222. In de Engelsche stukken komen verschillende opgaven voor, bv. 6 sarpeliers 12 zakken (Smit, Bronnen I no. 447), maar ook 10 sar- peliers 9 zakken 6 steen (t.a.p. no. 449). Zie ook t.a.p. nos. 558, 672. In de Zeeuwsche rentmeestersrekening van 1392 (Heeringa, Rekeningen no. 56) echter worden sarpelier en zak geïdentificeerd. 4) Daarnaast moesten zij, behalve de Engelsche tollen, ook de denarii Calesie betalen. Men zou daarom misschien ook kunnen zeggen, dat formeel de stapel niet te Middelburg werd gehouden, doch de stapel op het vasteland in die jaren was opgeheven, zoodat, evenals tijdens Eduard III, vele kooplieden hun wol naar Middelburg brachten. Zie Smit, Bronnen I, p. 391, n. 3. 5) Bronnen III, nos. 58 (1384), 67 (1386), 78 (1387).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1935 | | pagina 93