31
naar Middelburg of Brugge te zenden, mits de gewone tollen
betalend1) in 1441 werd dit een meer algemeen privilege,
verleend voor twee jaar, dat in 1443, 1449 en 1452 werd
verlengd2). De oorzaak hiervoor moet in de organisatie van
den Engelschen stapel zelf worden gezocht. Deze wol was
van mindere kwaliteit en vermenging ervan met de uitne
mende stapelwol was in verschillende draperiesteden verbo
den. De kooplieden van Newcastle trachtten dit te ontgaan,
waardoor de stapelaars zich bezwaard gevoelden. In een
verschillende stapelplaats nu vond men het middel, om de
gevreesde knoeierij, althans ten aanzien van den aanvoer, te
ontgaan. Na het midden der 15e eeuw echter ging deze aan
voer gestadig achteruit 3
Meer beteekenis echter had de Arnestad voor den aanvoer
van Engelsch laken. Waar de broederschapsbrief van 1271
spreekt van de hal, waar de lakens werden verkocht 4de
oudst bekende in ons land dan is hier echter nog geen
aanleiding aan Engelsch laken te denken, daar eerst omstreeks
het midden der 14e eeuw door de maatregelen van Eduard III
een draperie van eenige beteekenis in Engeland is ontstaan,
doch zullen, naast produkten der zich ontwikkelende lokale
nijverheid5), vrnl. Vlaamsche lakens zijn bedoeld. Ook de
accijnsordonnantie van 1325 noemt naast Zeeuwsche wel En-
gelsche, Schotsche en Iersche wol(i), doch geen lakens uit
1) Smit, Bronnen I, no. 988, p. 611, n. 1, p. 617, n. 2.
2) t.a.p. nos. 1224, 1381.
3) Zie E. Power and M. M. Postan, Studies in English trade in the
fifteenth century (London, 1933) p. 43. Voor de opbrengst der binnen
Middelburg gewogen wol over de periode 14031449, zie hierachter bijl.I.
Al hebben deze ontvangstcijfers, daar wij er geen gegevens omtrent den
omvang van den wolhandel uit kunnen afleiden, slechts beperkte waarde,
zij hebben toch betrekkelijke beteekenis doordat zij een inzicht geven
in de schommelingen van jaar tot jaar.
4) Voor de overige Nederlandsche steden, zie Posthumus, Leidsche
lakenindustrie I, p. 167, n. 2.
5) Zie hiervoor mijn bovengenoemd artikel in Archief Zeeuwsch
Gen. 1918, p. 52 vlg. 6) Bronnen II, no. 108 10, 15.