135
echter, omdat, behalve de vorengenoemde gebrekkige plaatjes,
er in 't geheel niets van het oude beeld meer over was, een
volkomen nieuw ontwerp gemaakt worden. Etienne heeft dit
in 1922 op 1/3 ware grootte gemaakt, doch de commissie,
hoewel het pogen waardeerende, achtte dit ontwerp toch
onvoldoende gerijpt, en zoo bleef het rusten.
Een tiental jaren later, zomer 1931, bezocht E. Middelburg
en Veere, en daardoor kwam bij hem het verlangen op, het in
1922 gemaakte ontwerp voor Karei V opnieuw ter hand
te nemen. Aangezien de opdracht van de Monumentencom
missie toen echter geacht kon worden vervallen te zijn, deed
hij zulks op eigen risico. In overleg met het lid der Rijks
commissie voor de Monumentenzorg, prof. Odé te Delft
bij wien Etienne assistent was is toen in 1931 nog het beeld
in ware grootte opgezet. Begin 1932 maakte E. studiereizen
naar Brussel, voor het harnas, en naar Utrecht, voor het
overige costuum. Maart 1932 was het ontwerp toen zoover
gereed, dat het in gips afgegoten kon worden. Dit gipsen
beeld, eenigszins kalksteenachtig bijgekleurd, was bestemd
om als proef in de ledige nis te Middelburg geplaatst te
worden, teneinde zijn werking te bestemder plaatse te kunnen
beoordeelen. Evenwel de moeilijkheden, waarmede men
later te kampen zou krijgen, wierpen hun schaduwen reeds
vooruit de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg kon,
door haar opgelegde bezuiniging op reiskosten, pas in Sep
tember 1933 naar Middelburg komen tot de beoordeeling in
loco van het toen in de laatste nis van den choertoren
opgestelde proefbeeld. Het mocht thans haar goedkeuring
verwerven, en zij sprak de hoop uit, dat er op eenigerlei wijze
middelen gevonden zouden worden om tot de uitvoering van
dit ontwerp te geraken.
Onder vroegere en minder drukkende Rijks-schatkist om
standigheden zou deze commissie zelf zeker wel middelen en
wegen hebben geweten, om deze uitvoering te doen geschie
den thans moest zij zich echter, waarschijnlijk met droefheid
in 't harte, bepalen tot het uitspreken van deze ietwat
vage hoop.