3 In het begin onzer jaartelling was ruilhandel het voornaamste middel van koop en verkoop in onze streken, totdat de Ro meinen het metalen geld hebben ingevoerd, dat gedurende de eerstvolgende eeuwen wel het eenige zal zijn gebleven. Het oudste geld der Britten en der Galliërs heeft te Domburg geene sporen achtergelaten. Walcheren had door zijn vlucht- haven aan het Noorderstrand een uitstekende standplaats voor de Germaansche vloot en er moet een druk handels verkeer met Engeland hebben plaats gehad, waarvan vele te voorschijn gekomen merkwaardige overblijfselen getuigen. De bevolking zal toen wel uit Romeinen, Friezen en geroma niseerde Germanen hebben bestaan. Na het vertrek der Romeinen uit ons land vinden wij uit de eerstvolgende eeuwen geen geld meer te Domburg be graven, wat geenendeels bewijst, dat onze kusten toen onbe woonbaar zijn geworden. Het Romeinsche geld was in vol doende mate voorhanden1en de ruilhandel deed het overige het geregelde verkeer met Engeland had echter niet meer plaats. Het is nog onzeker, in hoeverre de Zeeuwsche kusten in deze eeuwen door natuurlijke oorzaken al of niet bewoon baar en door politieke oorzaken al of niet bewoond waren 2). Toen Willibrord op het einde der 7e eeuw Walcheren be zocht, vond hij in ieder geval de kusten bewoond. De munten, die op het Romeinsche geld volgen en in tamelijk groot aantal op het strand zijn te voorschijn gekomen. 1) Het heeft ons altijd teleurgesteld, dat van geen enkele kist van het Domburgsche strand de inhoud is bekend gebleven. Men weet dus niet, of in den lateren tijd, lang na het vertrek der Romeinen, nog Ro- meinsch geld in het graf werd medegegeven. Het is eigenaardig, dat dit in Friesland evenmin is geconstateerd. Vast staat, volgens P. C. J. A. Boeles, dat het Romeinsche geld daar nog nimmer is aangetroffen te zamen met munten uit een latere periode („Friesland tot de elfde eeuw" p. 154). 2) A. Hubregtse meent, dat aardewerk-scherven op continuiteit in de (misschien schaarsche) bewoning wijzen. Enkele Domburgsche fibulae uit den laat-Romeinschen of uit den „Volksverhuizingstijd" kunnen mis schien op dezelfde wijze geïnterpreteerd worden. De munten geven in dit opzicht geen opheldering.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1936 | | pagina 61