62 „Asgeir en zijn mannen, de opdracht verstrekt had, de Seine- „monding aan te tasten." En de eerste vermelding van onzen wiking, bij De Vries, blz. 126, luidt „Een ander aanvoerder uit dezen tijd is de man, dien de „Frankische annalen Oscer noemen en die dus Asgeir zal „hebben geheeten. Het eerst duikt hij op den 12en Mei 841, „wanneer hij de Seine inloopt en daar veel schade aanricht. „In de volgende jaren is hij vooral in het gebied van de Loire, „doet echter van daaruit verschillende expedities naar Spanje „en de Seinestreek. Het valt op dat hij dus zijn tochten „aanvangt in hetzelfde jaar, dat Harald Walcheren krijgt, „en dat hij juist het Nederrijnsche gebied schijnt te mijden. „Dat maakt het mij waarschijnlijk dat hij tot Harald in ver standhouding stond. De Gesta Danorum vertellen dat God- „frid, de koning die in 810 vermoord werd, de vader was van „Orreldan of Ozaer Dan, wat de annalen van Lund beves tigen, die zijn zoon aanduiden als Ozsyarus Danus. Men vat „dit gewoonlijk op als een aanduiding van den sagenheld „Holger Danske. Maar de notitie in de Deensche kroniek „is zeer zeker een later toevoegsel in een Zweedsch werk is „de toevoeging Danus of de Deen echter niet onbegrijpelijk „dan zou de naam van dezen man dus Ozsyarus zijn geweest „in een barbaarsche latiniseering zou hier niet Asgeir achter „kunnen steken? In dat geval zal de Asgeir, die in 841 en „volgende jaren in Frankrijk optreedt, met dezen zoon van „Godfrid in verband gebracht kunnen worden misschien „was het een zoon van dezen." Tot zoover De Vries. Hier staat dus zwart op wit de bevestiging, dat deze Oscer, Asgeir, dus Ozaer of Ogier volkomen gelijktijdig, nl. in 841, met Harald optreedt, zonder dat evenwel De Vries iets van onze Ogier- en Haymanlanden bekend was. Uit het daarop volgende, nl. de mogelijke verwantschap met koning Godfrid, blijkt de verklaring van de vrij hooge positie van dezen Ogier, want zonder aanzienlijken rang zou hij nooit bij en naast Harald. een dergelijk leen als deze, hoewel kleiner, hebben kunnen verkrijgen en verder bezitten. In hun onderling ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 116