63
band schijnen dus al deze gegevens onze veronderstelling te
bevestigen.
Duidelijk ziet men, dat Asgeir of Ogier hier, ongeveer
gelijk met Harald ook een eigen machtspositie heeft verwor
ven, een basis voor de verdere expedities zuidwaarts, tot in
Spanje toe, zooals hiervoor reeds aangehaald werd.
De gelijktijdigheid is hier treffend, want bij De Vries,
blz. 137, volgt, na het geciteerde over den aanval op de Seine-
monding door Asgeir, daartoe door Harald aangezet ,,De
belooning kreeg hij nog hetzelfde jaar, Lotharius beleent
„hem met Walcheren.'.'
Men zou haast veronderstellen dat Asgeir of Ogier, zijn
medehelper in den strijd tegen Karei den Kale, toen en tegelijk
ook een gedeelte van de zuidelijke Scheldemonding en -kust
in leen verkreeg, hoewel dit ons niet, zooals het leen van
Harald, uit de schriftelijke bronnen bekend is.
In al het voorgaande namen wij stilzwijgend aan, dat deze
Asgeir enz. dezelfde persoon is als Ogier het voorkomen
van dergelijke namen in verschillenden vorm ontmoetten wij
reeds bij Hastein of Hasting, de noordelijke naast de Fran
kische dus. Ook hier schijnt dit het geval.
De Frankische annalen noemen Oscer, dit is in de Gesta
Danorum Ozaer, volgens De Vries Asgeir en in Cadzand
Ogier.
Dit herhalen wij nog even om het volgende opmerkelijke,
dat er geheel bij aansluit. „Het ventje van Onzen-Lieven-
Heer" door Camille Lemonnier, naverteld door Antoon Thiry,
schildert ons in echt Vlaamsch de folkloristisch interessante
omgeving van het stadje Veurne met de kuststreek. In het
bijzonder de Boet-processie, die reeds sedert eenige eeuwen
elk jaar uitgaat, en waarin heel de bevolking meeleeft, staat
in het middelpunt van elks belangstelling de titelrol wordt
vervuld door Ivo Mabbe. Uit allerlei kleine bijzonderheden
blijkt, dat de schrijver de omgeving natuurgetrouw schetst,
tot zelfs de namen zijn echt.
En zoo ontmoeten we hier aan het strand bij Veurne Justijn
Ozaer den scheepsbouwer dat kan dus zeer wel dezelfde