64 naam zijn, welke als meer andere dergelijke in die tijden in het Frankische Rijk uit vreemde noordelijke streken is inge voerd en bewaard bleef. Asgeir heeft zich reeds spoedig verder zuidwaarts ver plaatst sedert 843 zit bijna geregeld een wikingleger aan de Loire, dat daar zijn winterkwartieren heeft. In 851 verschijnt hij aan de Seine en in 852 weer aan de Loire waarschijnlijk zijn dus deze landen slechts korten tijd geregeld bezet gebleven. Maar als bruikbare basis en rustpunt voor hen die na hem uit het Noorden kwamen, hebben ze toch zonder twijfel nog lang deel uitgemaakt van de militaire centra, welke als een net West-Europa overspanden (De Vries, blz. 270 en 170) en van waaruit zonder twijfel vele tochten in alle richtingen uitgingen1). Wanneer we nu tenslotte overgaan tot de beschikbare ge gevens over Wulpen en deze met het voorgaande in verband brengen, wordt dit alles niet alleen bevestigd, maar de onder linge samenhang der feiten wordt veel duidelijker en verschijnt in veel helderder licht In Archief Zeeuwsch Genootschap 1927 verscheen een studie over Wulpen door K. E. Freitag, die met aanhalingen uit verschillende auteurs, meest letterkundigen, zooals Symons, Jonckbloet, Iiriczek e.dg. aantoont dat het Wulpensant uit het Kudrunlied zeer wel mogelijk ons Wulpen is. Het spreekt wel vanzelf dat ook wij, na al wat hiervoor reeds is toegelicht over de Hayman- en Ogierlanden, dit eiland Wulpen, zoo dicht bij deze laatste gelegen, hoogst waarschijnlijk het zelfde achten als Wulpensant uit de sage. ,,Daar wordt de reusachtige bloedige slag tusschen Koning „Hettel met zijn bondgenooten en de roovers van Kudrun „geleverd." Ook verder vervolgen we hier met Freitag, t.a.pl. blz. 7 e.v.v. „De slag op het Wulpensant heeft plaats in ons helden- dicht, nadat Ludwig en Hartmut met aanzienlijke legers het 1) In 853 volgt Godfrid, die van Karei den Kale een leen in Vlaan deren verkrijgt; (De Vries t.a.pl. blz. 173), hierover bestaat geen twijfel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 118