66 ..Sêland bereiken en bijna onmiddellijk daarop de vloot der verbonden legers naar Wulpen koerste, moeten de Noor- mannen den weg over zee van Duitschlands Noordzeekust ..naar de Scheldemonding hebben afgelegd. Dit is zeer wel „mogelijk en kan dus Wülpensant in verband met den loop „van deze gebeurtenissen in „Kudrun" daar gelegen hebben, „waar zich eens Wulpen uit zee verhief nl. eenige uren van „Sêlant verwijderd op den weg naar Normandië. „De historische achtergrond van het Kudrunepos wordt, „daarmee zijn alle onderzoekers het eens, gevormd door de „Noormannen en hun strooptochten langs de Noordzeekust. „Hun rijk strekte zich uit over de geheele kuststrook van ons „land en Duitschland, noordelijk tot aan de Weser, zuidelijk „tot het Zwyn." Leggen wij bij onze conclusie in het volgende nu zeer sterk de nadruk op de geschiedkundige gegevens, deze kunnen slechts ons oorspronkelijk inzicht bevestigen en wijzen met een verrassende overeenkomst in dezelfde richting, als hier voor reeds door Freitag aangegeven en toch in hoofdzaak uit de tekst afgeleid. Niet slechts het kleine gebied onzer H. landen vraagt thans onze aandacht, maar de heele kuststrook, van de Wezermonding, zuidwaarts voorbij Wulpen tot en met Normandië als grens. Om de hiervoor geschetste gebeurtenissen in hun juiste ver houding te zien, dient ook hier de traditie nagespoord te wor den, welke als steeds een groote rol speelt hoe ze is ontstaan en sedert de perioden der eerste invallen is te vervolgen. Reeds uit de natuurlijke situatie, welke een overwegende invloed uitoefent, en toch slechts zeer langzaam wordt gewijzigd, volgt noodzakelijk dat bepaalde gunstig gelegen eilanden, baaien of riviermonden als militaire steunpunten steeds weer worden benut door de Vikingen Op den achtergrond nu der legendarische gebeurtenissen van het Kudrunepos zijn, hoewel vaag en onduidelijk, toch de historische feiten en verhoudingen te herkennen en vooral wanneer de overeenkomst tusschen deze duidelijk is, bevestigen beide elkander.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 120