69
te plaatsen in den overgangstijd, reeds kenbaar door de
samenwerking van Siegfried, Herwig en Hettel. De voort
zetting hiervan, en tenslotte de volledige vestiging der achter
blijvers hier onder het later grafelijk gezag, werpt zoo reeds
haar schaduwen vooruit.
Als aanvulling hierbij, dient nog het volgende ,,In het
Oosten van het eiland Cadzand 1lag de oude burcht Greven-
stein of Gravenstein
Verder ontbreken weder de gegevens of Cadzand, evenals
Walcheren en Schouwen in Karol. tijd reeds een gouw was,
met een vroege Karol. burcht, later misschien gevolgd door
de Grevenstein, dit alles is onbekend.
Toch zijn over de Vlaamsche kusten dezelfde gebeurte
nissen heengegaan als over Zeeland, en een mogelijk verband
met Oudenburg, verder Zuidwaarts, is toch zeer waarschijn
lijk dit laatste was in elk geval een zeer bekend militair
steunpunt der Vlaamsche Graven.
Bij mijn verder onderzoek wendde ik mij tot Dr. J. de Hullu,
den deskundige voor Cadzand en omgeving, die zoo welwil
lend was te berichten, dat hem van de ligging en mogelijke
vroegere vrijdom van poldergeschot van het Leenhef Ogier-
lande niets naders bekend was.
Volgens schrijver diende men tot onderzoek daarvan,
door te werken de Denombrementen en Overdrachtsakten
(16671787) en het Register der achterleenen (17041771
De genoemde landerijen zijn te identificeeren door middel van
den Omlooper der Watering Cadzand voor mogelijke vrij
dom zie men de Rekening van den Ontvanger-Griffier of het
Journaal van Ontvangsten.
Duidelijk is dus wel dat Dr. De Hullu in de Polderarchieven
over het Leenhof Ogierlande zeer weinig heeft ontmoet. Op
Schouwen, Westvoorne en Walcheren is de herinnering aan
de H.landen veel sterker bewaard gebleven, misschien ook
door de veel grooter uitgebreidheid van deze. Evenmin als
Dr. De Hullu evenwel, wien we hier beleefd danken voor zijne
1Zeeland door de eeuwen heen, door Van Empel en Pieters, I,
blz. 128.