70 uitvoerige inlichtingen, is het mij mogelijk, het bovengenoemde nader te onderzoeken. HAYMAN NOORMAN. I. Wie tot dusverre ons betoog heeft gevolgd, zal toch moeten erkennen, dat dit alles een geheel nieuw licht werpt op een tot heden zoo duister tijdvak. Eenerzijds door toepassing onzer hypothese, anderzijds in verband met de nieuwe gegevens, door eigen onderzoek ver kregen, met name ,,Haastenburg", „Schuur en Buur" en „de Ogierlanden" slaagden wij er in een vrij harmonisch geheel op te bouwen. Niet alleen staan de samenstellende deelen hiervan in een bevredigend onderling verband, maar alles is ook in overeenstemming met de aanwijzingen, ontleend aan folklore, bodem- en dialectonderzoek en het bekende uit de geschreven, hoewel vage, bronnen. Hoogstwaarschijnlijk zijn dus zoowel de hypothese Hay- manNoorman, als de genoemde nieuwe gegevens juist. En het is toch werkelijk verwonderlijk, dat van dit alles uit die vroege tijden zoo weinig is bewaard gebleven dat met name alleen in de Polderboeken of Veldboeken nog de herinnering aan de Haymanlanden was terug te vinden. De sleutel tot oplossing dezer moeilijkheid kon o.i. dus alleen verborgen zijn in de oudere literatuur over Zeeland, overeenkomstig de ondervinding, hiermede reeds verkregen bij het zoeken van andere belangrijke aanwijzingen. Daar wij aanvankelijk meest de nieuwere vakliteratuur door werkten in verband met onze vondsten, duurde het vrij lang, voor de belangrijkste oudere ons onder de oogen kwam. en wij die doorzochten met bijzondere aandacht voor de herinnering aan zeer vroege tijden. De tweede uitgave van Reigersberch's Chronyck. 1634, vol deed ons niet. De eerste daarentegen was in zijn oorspronke- lijken vorm veel beter voor ons doel: 16e eeuwsch in taal,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 124