71 druk, en versiering, die volkomen zijn tijd typeert. Vorm en inhoud maken een eenheid, en zoo is R.'s waardevolle weer gave van land en volk, het geheele 16e eeuwsche Zeeland dus, en ook de mogelijk verborgen herinnering aan het vroe gere, veel beter te doorzien en te verstaan. M.a.w. het primaire .is veel duidelijker dan het secundaire, door den nog herkenbaren logischen samenhang met andere gegevens uit denzelfden tijd, In het bijzonder R.'s taal is hier van belang en deze wijst geheel in dezelfde richting als hier voor reeds aangewezen bij de behandeling der verklaring door Dr. De Man en Fokker van hay hoog. In het bijzonder trof ons bij R. het gebruik van den pro- gressiv. vorm van het werkwoord In de Opdracht ,,die alle dingen begeckende zijn zijt bezittende, groeyende is. mede winnende is, in vangende was", enz. Daarnaast ontmoet men, in het Capittel van de Oude Seden der Zeelanders ..lange cleeren, dunne aan 't lijf". Men ver gelijke hiermede ,,deun", in het Friesch1) ,,Het Roode Klif of Ra-Wier is een heuvel, deun aan den oever der Zuiderzee' (deun dicht). Door dit verband met Friesch-Saksisch 2) blijft men geheel in de lijn der verklaring van hay-hoog, en het oudere dialect bevat dus genoemde bestanddeelen zoowel als het latere. Van daar de mogelijkheid, ook hierin nog een of andere belangrijke aanwijzing te ontmoeten. Bij nader onderzoek is gebleken dat deze taalverwantschap bestaat met de dialecten der Vlaamsche kust, van Zeeland, Zuidholland en mogelijk nog veel verder noordwaarts. De verklaring van dit alles kan ook hier slechts zijn de uittocht in de 5e en 6e eeuw der Saksische stammen, met Friezen vermengd, zuidwaarts tot het veroveren van Brittannië, terwijl achterblijvers onze kusten en eilanden bezetten. 1) Joh. Winkler. Oud-Nederland, blz. 342. 2) Vg. ons artikel in Eigen Volk II, ,,De Butterlogge" boterblók, ook overeenkomstig log (E.) blok de friesche naam is aed.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 125