73
,,der nacht eenen anderen stierman met zijn buysse uitgheseylt
.hebben, ten hadde gedaen Tzeebaer oft alsment hier in Zee-
,,lant noemt Calvaer hayman, dat aen den stierman hem so
„seer strijckende was, sodat hi seyde. Beestken, waerschout
,,ghi mi, ic sal liever thuys blijven, ende die stierman niet
„wetende, dat dese XXX buyssen ghebleven waren, is op dat
„pas thuys ghebleven, ende heeft also zijn lijf behouden,"
Ook andere auteurs vóór ons hebben reeds gezien dat dit
verhaal van Reigersberch van het grootste belang is voor de
verklaring van Hayman.
In Nehalennia II, 1850, onder „Vragen" blz. 322 luidt de
vierde van deze, gesteld door H. M. C. v. Oosterzee
Welk beestken wordt daar bedoeld een antwoord is
niet gevolgd.
Dr. J. C. de Man en na hem Dr. P. L. Tack 1vermeldden
hetzelfde de verklaring van eerstgenoemde haalden we hier
voor reeds aan Tack verwerpt die en zegt in een noot,
blz. 61 „De Man heeft dus mnl. hayman (mannetjeshaai of
„dolfijn) van mnl haye, met eng. highman verward Het Ndl,
„Wb. V, 1350, houdt Calvaer Hayman of zeebaer voor de
„naam van zekere stormvogel. Zie nochtans ibid. 1346 haai-
„wijf voor zekere haaisoort."
Tot zoover Tack; deze auteur stelt (blz. 71) Haymannen
en Haemeten gelijk aan hooiweiden, hooibeemden, hooi
landen of hooimaden ook hiermede kunnen wij niet in
stemmen.
Zoo is deze Zeebaer of Calvaer Hayman een netelig geval
gebleven en heeft menigeen op een dwaalspoor gebracht.
Bij onze onderzoekingen hebben wij tot nog toe steeds in
onze naaste omgeving, de streek, de taal der bevolking, en
in de resten uit vroeger tijden de beste aanwijzingen ge
vonden.
Ook nu weer is het zaak een verklaring te vinden die past
in den tijd, de maatschappelijke omstandigheden en leefwijze
der bevolking die we deze uitdrukking hooren bezigen, in het
1) P. L. Tack, t.a.pl. blz. 61.