75 genoemd wordt. Blijkbaar wordt deze zeebaars in Nederland „zelden gevangen, zooals ook uit de boeken blijkt, maar „komen ze 's zomers in scholen de riviermonden opzwemmen, „zooals een Engelsch werkje vermeldt. Brehm zegt, dat hij „bij storm dicht bij de kust komt. Wij weten nu dus met een „groote mate van waarschijnlijkheid, welke visch Reigersberch „bedoelt maar het woord Calvaer vereischt toch nog nadere „verklaring." Hier dient bijgevoegd, dat ook wij toen nog niet veel ver heldering in den duisteren naam Calvaer zagen dat is eerst veel later gekomen, na het verband tusschen de nader te noemen gegevens van Dr. J. Tanghe en de reeds bekende. Intusschen was ons wel reeds duidelijk uit de overeenstem mende berichten dat wij met onze zeebaers beslist op den goeden weg waren. De visscher van Reigersberch te Vliete kende immers ook zonder twijfel de beteekenis van de zee baers, die „hem zoo zeer strijckende was." Hij vatte het eveneens op als een waarschuwing voor den storm en bleef binnen. Maar de Calvaer Hayman werd daardoor niet duidelijker. Onze volgende berichtgever (want ook hier wint slechts de aanhouder) de zeventigjarige Van der Klooster te Burghsluis, bracht ons met zijn waardevolle aanwijzingen een heel eind verder in de richting tot oplossing van het calvaerraadsel. ..De kop van de zeebaars is rond de bek is toch spits „ze komen uit het Noorden en zwemmen naar binnen de „riviermonden op. De ouden dachten vroeger dat dit storm „voorspelde, maar nu weten we beter ze worden opgejaagd „door zeehonden of bruinvisschen en vluchten dus." (M.i. zouden ze dus toch wel storm kunnen voorspellen, al blijkt hun opzwemmen nu een secundair geval immers steeds komen zeevogels en visschen naar binnen bij dreigend ruw weer.) „Ze zwemmen in scholen en zijn dikwijls aan de oppervlakte „zichtbaar, worden soms een halve meter lang. „De visschers van de Belgische kust kennen en gebruiken „nog den naam Calvaar voor dezen visch. zooals die van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 129