76 Heijst, Blankenberge en Oostende. Ongeveer 25 jaar geleden ,,en ook vroeger zagen en spraken deze visschers te Vlissingen ,.hun vakgenooten van de Zeeuwsche kusten." Uit eigen ervaring wist mijn zegsman dus deze bijzonderheden. Hoewel de oorsprong en beteekenis nog niet duidelijk waren, was hiermede toch „calvaer" ook binnen mijn bereik gekomen eerst een paar jaar later werd mij de gelegenheid geboden ook dit laatste te onderzoeken. In het folkloristisch tijdschrift Eigen Volk", Dec. 1933, verscheen een belangwekkend artikel van den heer Dr. J. Tanghe over „Sprokkelingen uit de Vlaamsche visscherstaal". Ten eerste vond ik hier, wat Smallegange in zijn „Chro- nyck' op blz. 184 ook vermeldt „Kort naar het hooft heeft hij ter zijden op het lijf twee „seer bruine vlekken, die de gemeene lieden seggen, van „St. Pieters duim haar ingedrukt te sijn." Dit is reeds weer onvolledig en secundair veel vollediger deelt Dr. Tanghe t.a.pl. mede „De drie vlekken, die men op den kop van den schelvisch „ziet, en waardoor men hem gemakkelijk van den kabeljauw „onderscheidt, worden genoemd de twee vingers en de duim „van St. Pieter. Een zinspeling op de wonderbare vischvangst, „toen Petrus naar een schelvisch greep, tot hem roepende „schelm van een visch", waarom hij schellevisch heet daarom „zijn de zwarte vingeren van Sint-Pieter nog steeds op zijn „kop gedrukt." Dit was voor mij duidelijk het aangewezen adres en Dr. J. Tanghe te Oostende was op mijn verzoek terstond bereid naar de naam calvaer in zijn omgeving te onderzoeken. Na eenigen tijd ontving ik het volgende antwoord en resultaat „Eindelijk verneem ik uit Blankenberghe dat de naam Cal- „vaar voor bedoelde visch hier nog voortleeft, echter alleen „bij de oude visschers. Uit een onderzoek ter plaatse, te Heijst „gedaan, blijkt dat het woord er totaal onbekend is." Ten zeerste dank ik genoemden heer Dr. Tanghe voor zijn medewerking, hier van het grootste belang, want zoo blijken dus tevens de inlichtingen van Van der Klooster betrouwbaar.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 130