81
later ontbloote Oude Wereld, eens Witlam J), was gelegen.
Deze plaats lag toen evenwel ver genoeg naar binnen, achter
duinen, om tot veilige ligplaats te kunnen dienen. Ook achter
Walcheren, in en bij de Arne, met de Haymannezee of
Mannezee, zoowel als in het gebied der Oosterschelde, even
eens ver binnenwaarts en achter het eiland Orizande, dat
ook toen wel voor een groot deel den thans zoo breeden rivier
mond heeft gevuld, hebben de Noormannen met hun schepen
rustig kunnen overwinteren. Het grootste deel van het Zuid-
land van Schouwen is thans verdwenen, maar het komt ons
zeer waarschijnlijk voor, dat ook hier eenmaal uitgebreide
Haymanlanden tot de zuidkust zich uitstrekten. Met dit
Zuidland is ook elke herinnering aan een mogelijke Noor-
mannenburg hier verloren. Veel waarschijnlijker is dit ten
minste, dan met Fokker aan te nemen, een bijzondere formatie
en omkading van een deel dezer hoogere gronden, terwijl
Reigersberch het heele Zuidland een goed (en dus hoog)
koornland noemt. Cau2) t.a.pl. vermeldt de aanleg van een
nieuwe sluis, welke in Zuidland behoorde te liggen, maar
dit was te hoog en om die reden werd de waterloozing naar
het O. in Poortambacht verplaatst.
Zoo maakten wij reeds een begin met de logische verklaring
der Haymanlanden alleen de militaire actie van de Vikingen
kan duidelijk den oorsprong aangeven en de ligging verklaren.
En wat van uiterst groot belang is, hier zijn voor het eerst
uit de bronnen betrouwbare gegevens te putten, die de voor
gaande conclusies bevestigen
In J. H. v. Bolhuis, De Noormannen in Nederland, blz. 77
en v.v. vermeldt de schrijver
,,In 836 staken zij Antwerpen en Witlam of Wittham, een
„handelplaats aan den mond van de Maas, in brand", en iets
1) Evenals de continuïteit der bewoning op Walcheren en Schouwen
in Germ.-Rom.-Merov. en Karol. tijd, meenen wij deze ook voor Witlam
te mogen aannemen, ook hier op grond der vondsten, van deze plaats
vermeld.
2) Cau. Geschiedk. bijzonderh. v. d. polder Schouwen, blz. 30, 31.
Ook in Fokker II, blz. 206 het vruchtbaarste van geheel Schouwen.
Archief 1937.
6