86
,,twee of meer groote gebouwen vlak bijeen en ook de cera-
..miek van deze is niet te scheiden doch vormt één geheel.
„Na de eerste verwoesting is waarschijnlijk alles onmid-
„dellijk herbouwd en de bewoning dus niet afgebroken. Daar-
,,na, bij een tweeden inval, is woning b. verbrand en nu is
„alles vrij lang onbewoond gebleven."
Evenals ons onderzoek en het vinden der verklaring van
Calvaer Hayman, heeft ook dat naar de standsporen, de
voortgang en de onderbreking der bewoning in de duinen,
ons een aantal jaren bezig gehouden, en is slechts na veel
geduld tenslotte met een gunstigen en betrouwbaren uitslag
bekroond.
Na deze aangehaalde beschrijving in 1923. is de verstuiving
in de verschillende dalen nog voortgegaan en heeft zich naar
alle zijden tot den voet der hooge heuvels uitgebreid, zoodat
tenslotte het volledig beeld der bewoning in alle groote dalen
was te overzien. Overal werd nu onze eerste beschrijving
bevestigd, door de aanwezigheid van groote woningen, na
den eersten inval verwoest, terstond hersteld en ten tweeden
male vernietigd. In de standsporen uit deze vroege periode
ontbreken de scherven geheel en ernaast op den bodem zijn
ze weinig talrijk. Tenslotte volgen dan, na eenigen tijd van
onderbreking, de latere kleinere woningen met zeer veel cera
miek in uitgebreide afvalshoopen, wat dus op langdurige be
woning wijst.
Deze beide eerste invallen zijn dus duidelijk ongeveer 837
en 838 te stellen.
De vroege stukken met ingedrukt ornament ontbreken hier
en die met opgelegde lijst zijn eveneens zeer zeldzaam. Wij
dateerden hiervoor reeds, op deze vroege stukken gebaseerd,
den Karol. Burg te Burg veel ouder 1dan de kustwachten.
Onze onderzoekingen wijzen er dus met beslistheid op. dat
na de beide eerste invallen met vrij korte onderbreking de
latere bewoning nog zeer lang wordt voortgezet.
1) Dr. J. H. Hohverda, t.a.pl. blz. 60, Afb. 15.