87
Dit schijnt evenwel niet in overeenstemming met de bron
nen, die zouden wijzen op een korte heerschappij der Denen
in Zeeland, slechts tot den dood van Harald in 842.
Het is daarom noodzakelijk, uit De Vries t.a.pl. eenige
dezer gegevens aan te halen, welke door onze verklaring in
een helderder licht verschijnen.
Volgens laatstgenoemden schrijver (blz. 128, 130) zijn de
eerste tochten van Harald in 834837, zeer waarschijnlijk
van Rüstringen uitgegaan, daarna blijkt deze streek, zoo ver
noordwaarts, niet langer voor zijn doel geschikt. Rijke zuide
lijke streken lokken hem, Kent, Oost-Anglië, de Seine-monding
worden aangetast, zoodat duidelijk blijkt dat in 840 en 841
Walcheren en omgeving het centrum van Harald's macht is
geworden.
In 842 ongeveer valt de dood van Harald, volgens De Vries
houdt daarmede het Deensche Rijk op Walcheren iop te
bestaan. O.i. is dit niet waarschijnlijk, de genoemde sterke
en nog lang voortgezette bewoning in de duinen van Schou
wen pleit daartegen2). Ook zelfs veel later in 879 en 880
stroopt nog een machtig wikingleger, dat te Gent en te Kort-
rijk overwintert, in het gebied der Schelde,3) en de monding der
rivieren, in hun rug, behoudt dus steeds uit militair oogpunt,
een hooge waarde, kan niet geheel onbezet gebleven zijn,
maar heeft wellicht steeds gediend voor gedurige toevoer en
herstel van schepen en menschen.
In dezelfde richting wijst ook het volgende, nl. de naam
Scaldingi, dus Schelde-Wikingen dezen naam dragen de
mannen van Ubbo, dux Fresonum, die in 867 York belegert.3)
Dat sommige dezer Friezen nu en dan tot het heidendom
terugkeeren en gemeene zaak met de Wikingen maken, is
volstrekt niet zeldzaam. Genoeg is evenwel hier. dat blijkbaar
nog lang de Schelde haar waarde als basis behoudt. De ge-
heele 10e eeuw, tot zelfs een eind in de lie, is de kust-
1) De Vries t.a.pl. blz. 141.
2) Ook Haastenburg, eerst later ontdekt, en hiervoor ingelascht wijst
in die richting, evenals de latere bewoning van den Karol. Burg.
3) De Vries, t.a.pl. blz. 228 en 198.