88 bewoning voortgezet zonder onderbreking, en heeft blijkbaar ook de overgangsperiode naar rustiger tijden medegemaakt. Intusschen ontbreken in deze late tijden ook de brandsporen niet, die nog van late invallen getuigen, eveneens gedateerd door de bijliggende late Pfingstorfscherven met sterke be schildering. Van buitengewoon belang is hier de geschiedkundige waarde van de ontdekte kustbewoning, over een langdurig tijdsverloop onmiskenbaar te dateeren. Zoo is er dus geen twijfel aan of het gebied der monden van Schelde en Maas heeft voor de Wikingen nog langen tijd als basis hunner tochten gediend hierbij dient nog gevoegd, dat de invallers in Friesland meest Denen waren, in Engeland en Ierland daarentegen waren het meerendeels Noren De naam Hayman geeft o.i. deze nadere onderscheiding niet aan. maar beteekent slechts in het algemeen de man uit noordelijke streken. Voor dezen lateren tijd nu, wanneer de opkomende macht der Graven zoowel in Holland als in Vlaanderen het verloren terrein begint te herwinnen, staan ons toch enkele gegevens ten dienste. Uit de latere toestanden schijnt af te leiden, dat de achtergebleven Noormannen door de Grafelijkheid zijn ontzien hun persoonlijke bezittingen bleven ze behouden. Een boerenadel of milites 2) zijn deze geworden, en de grafe lijkheid weet hen niet te verdrijven, maar wel aan zich te binden door een gematigd leenverband, dat hun belangen en erfrecht eerbiedigt, terwijl, bij gebrek aan erfgenamen, het leen kan vervreemd worden. Slechts op deze wijze zijn de eigenaardige leenverhou- dingen in Zeeland te verklaren 3). Wellicht reeds anderhalve eeuw (8501000) hier gevestigd, hebben zij duidelijk ge tracht, hun waardevol landbezit, met de oorspronkelijke be woners inbegrepen, voor zichzelf en hun geslacht te be ll Vg. De Vries, t.a.pl. 2) De Vries, t.a.pl. hiz. 267. 3) Fruin, t.a.pl

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1937 | | pagina 142