90
Een ander gegeven, nog iets vroeger te stellen, dat tenslotte
in dezelfde richting wijst en eveneens een poging beduidt,
zich op het eenmaal verkregen terrein te handhaven, is de
aanleg der Vluchtbergen.
Na het onderzoek, eerst van den Vluchtberg te Duiven-
dijke1), gevolgd door dat van verschillende in de overige
deelen van Zeeland, is duidelijk geworden dat deze bergen-
bouw eerst in Laat.-Karol. tijd, 875 algemeen een aanvang
neemt, en daarna nog lang wordt voortgezet en uitgebreid,
De oudste, iets vroeger dan het meerendeel opgericht en
tevens de grootste, zijn die van Duivendijke, Westkerke bij
Scherpenisse, bij Biggekerke, Coudorpe (Z.B.) en wellicht
nog andere, die duidelijke woonvlakken vertoonen, in tegen
stelling met de latere, die dit niet doen, zooals te Ritthem.
's Heer Arendskerke. enz.
Het was ons onverklaarbaar, dat juist in die periode van
Noormanneninvallen, welke zooveel vernietigden, toch het
begin en de sterke voortzetting van deze bergenbouw viel.
In verband met het voorgaande is het nu duidelijk de waarde
volle bodem, zoo vruchtbaar en geschikt voor landbouw en
veeteelt was deze arbeid waard en elke bezitter met zijn gezin
als eigenaar van een grooter of kleiner bodemstuk, heeft zijn
onderhoorigen tot den bergenbouw aangezet. Het belang der
overheerschers viel hier samen met dat der onderdrukten,
ook voor deze laatsten was dit het eenige middel om hun
leven en armoedig bezit te behouden, bedreigd als deze
werden door toenemende overstroomingen der zee, welke door
steeds wijder zeegaten binnendrong.
Hierin ligt ook de verklaring van de houding der grafelijk
heid tegenover de vreemde indringers en hun nageslacht.
Ook het centraal gezag kon zich voor deze voortdurend door
overstrooming bedreigde bodem moeilijk een geschikter be
volking wenschen. Zij had hier de oudste rechten, was reeds
aan den bodem verkleefd, had zich reeds verdienstelijk ge-
1) Oudheidk. Meded. uit R. M. v. O. N. R. X., Hubregtse. De Vlucht
berg te Duivendijke.