93
braken zullen geweest zijn en geeft tenslotte uit het 6e Advies
boek d.d. 27 Feb. 1647 „ende hoewel wij niet beschreven
„vinden, de reden van desen souten of versen haymans onder-
„scheyt, so dunckt ons nochtans dat den oorsprong daeraff
„zal geweest hebben de gelegentheyt ende weerde deser hay-
„manlanden, als op het laetst van de duyne gelegen wesende.
„ende dienvolgens bij inundatie mede het overloopen van 't
„hooge water subject."
Het is wel zeer waarschijnlijk dat juist door de verplichting
van den Zouten Hayman tot bijdragen aan den Polder
Schouwen, zoowel de naam als de ligging dezer landen in
de Veldboeken steeds nauwkeurig is bewaard.
Toch zijn ze niet, zooals Fokker meent, uit de Schelveringe
opgewassen. Deze opvatting ontmoet men resp. bij Verheije
van Citters, Ab Utrecht Dresselhuis, Des Tombe 1en ten
slotte bij Fokker. De eerste, in zijn Memorie over de Vroon-,
Leen-, Hayman- en Vrijlanden, biz. 56 geeft aan, „hoe de
„Schelveringe in den noordmond toeslikte dit zijn de twee
„bevangen, met welke het ambacht Renesse in Schouwen
„inschiet. En in den zuidmond van de Schelveringe vindt
„men de Vrije Gemeten of Zoute Haymans, met de May- of
„Gorssingpacht inbegrepen, totaal 184 G. 129 R." ook dit
laatste nl. de benaming Zoute H. is hier in het Zuiden beslist
onjuist. Dresselhuis2) geeft hier de namen Haastee en de
Riedenisse Des Tombe en Fokker kennen niet anders dan de
Schelveringe.
Ook wij kunnen geen waarde hechten aan deze fantasieën
van Dresselhuis en v. Citters. De Hamer of Schelveringe is
nog herkenbaar van Burghsluis tot Haamstede, met zijtakken
bij Burgh en daarnaast ook de Amer naar Westenschouwen
bij de duinen.
Eveneens in het N. bij Renesse en Noordwelle zijn na
tuurlijk wel kreeken geweest, die het ebbewater, dat de
groote vlakte achter de duinen overdekte, bij laag water naar
1Des Tombe. Het geslacht van Renesse.
2) Dresselhuis. De Provincie Zeeland in haar aloude vorming be
schouwd.